NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad IÉT
voor de Provincie Utrecht.
UYSK8&i!A&sir
FEUILLETON.
No. 48.
Woensdag 14 Juni 1916.
45e jaargang.
w&&aii<3swws»«.
De Firma A. LEWENSTEIN
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG:
TOEKOMSTGEDACHTEN.
BINNENLAND.
AaDgezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan
praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste
Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
UTRECHT, CHOORSTRAAT 14.
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afsonderlgke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Laugestraat 77. Telephoonn. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Mag het wel verstandig heeten, het
denken te richten naar hetgeen komen
moet' bij de volkomen onzekerheid hoe
bet zijn zal?
Immers, afgescheiden van het niet-
weten, dat van alle tijden is, missen
we in dezen tijd bijna elke aanwijzing
van de lijn, langs welke de gebeur
tenissen, die de toekomst beheerschen,
zich ontwikkelen zullen, tasten wij
in den blinde rond bij het zoeken naar
een antwoord op de niet zonder angst
gestamelde vraag: Wat zal de dag
van morgen geven?
Deze geweldige tijd, op het veld
der wereldhistorie zich afteekenende
met meer scherpte dan éénige vooraf
gegane. is tevens er een van groote
zwakheid. Individueel en gezamenlijk
voelen wij ons zoo onmachtig om af
te weren wat wij zoo gaarne voor
immer van ons verwijderen willen,
niet slechts van onzen haard en van
ons grensgebied, maar heel ver weg,
naar de geestenwereld der berinnering,
om van daar nooit weer als opnieuw
gematerialiseerd terug te keeren, wij
hebben zoo eenigszins de gewaarwor
dingen van iemand, die in een draai
kolk is geraakt en niet weet of en hoe
hij er uit zal komen, en wanneer
niet het natuurlijk weerstandsvermo
gen ons in de baan hield en deed
meeloopen, het gevaar van wegzinking
in een staat van berusting, die van
onverschilligheid slechts weinig zich
onderscheidt,zou niet denkbeeldig zijD.
Maar naast dat moedbenemend be
wustzijn van onveiligheid, mist de
zucht naar zelfbehoud baar uitwerking
niet. Gelijk de jonge en oudere man
nen op de oorlogsvelden zich ingericht
hebben op een bestaan van holbewo
ners, hebben geleerd voort te leven
onder gestadig doodsgevaar, te slapen
zelfs bij een rumoer, dat aan de hel
doet denken, zich aan te passen aan
de met filmsoelbeid wisselende om
standigheden, hebben ook de anderen
wijzigingen ondergaan, deels opgelegd
door de eischen der noodzakelijkheid,
deels door de natuurlijke vereenzelving
van de wereld der gedachten met die
van de uitwendige feiten. Die geeste
lijke mimicry, gelijkende op door de
omgeving beïnvloede kleurverandering
bij dieren en planten, heeft als deze
een beschermende kracht. Zij is als
de reddingsgordel voor den schipbreu
keling, die hem drijvende houdt tot
de kust is bereikt. Schijnbaar zou bet
voor iemand, die dat nooit gedaan
heeft, niet zijn uit te houden, steeds
naast een voortdurend stampend
stoomwerktuig te moeten vertoeven.
Later wordt bet zoo, dat alleen het
stoppen der machine den rustigen
slaap onderbreekt.
De hevige indrukken van den laat-
sten lijd hebben veel van hetgeen
daaraan omiddellijk voorafging uitge-
wischt. Soms lijkt het of nooit anders
geweest is, of wij altijd onder den
oorlogstoestand verkeerd hebben. Men
zegt, dat vlak achter de gevechtslinie,
daar waar ieder oogenblik Bellona
baar wreeden voet kan nederzetten en
alles verpletteren, de boeren kalm hun
akker bebouwen en de kinderen vroolijk
spelen. Als, misschien plotseling, de
vrede verschijnt, zal 't een schok ge
ven.
Met dat al drukken loodzwaar de
wolken van het onbekende. Het flauw
ste lichtstraaltje, dat poogt door te
dringen, verdwijnt terstond, als werd
er met angstvolle haast een gordijn
voor geschoven. Het geringste blijk
van verlangen naar een geordenden
toestand wordt dadelijk onderdrukt;
op den mond, die het woord vrede
durft uitspreken, legt zich een groote
hand neerdat woord zelf is aan de
eene zijde onzin, aan den anderen
kant zelfs heiligschennis genoemd. Er
is al vaak beweerd, dat dit alles snel
veranderen kan. Best mogelijk, maar
wij ontwaren er nog niets van.
En hoe wil men dan, bij het ont
breken van alle gegevens omtrent den
staat van zaken als de storm zal
hebben uitgeraasd, toekomstgedachten
vormen? Er moet toch logisch verband
zijn tusschen hetgeen is en hetgeen
komen zal, en van bet eerste weten
wij niet veel. Over een uur kunnen
berichten komen van groote verande
ringen, maar deze kunnen ook wel
dagen en weken uitblijven. Men be
weert, dat de oorlog tot staan is ge
komen de kampioenen liggen vast
tegen elkaar aan als moegevocbten
dierennu en dan een beet en een
knauw, wederzijds toegebracht of door
staan met ontkenning dat men er iets
van voelt, zietdaar alles. Maar intus-
schen kosten die stootjes, waarvan de
wisselende uitwerking geen stap nader
tot de oplossing brengt, alle dagen
een twintigduizendtal menschen, ge
dood, verminkt of naar verwijderde
oorden weggevoerd, waar zij weerloos
aan allerlei ontberingen blootstaan;
bovendien nog zóóveel millioenen aan
stoffelijk bezit, dat men op bet eind
het tellen maar achterwege laat. Zoo
gaat het, nu de oorlog op bet doode
punt schijnt gekomen te zijn. Inder
daad, wèl een van doodelijke doodsch-
beid
Indien het gezond verstand nog
iets te zeggen bad, zou bet wijzen
op het sinds lang onhoudbare van den
toestandmet het luisteren naar die
zeer eenvoudige opmerking zou tevens
bewezen zijn, dat de bezinning haar
terugkeer aanvangt. Alleen reeds dat
is verdacht, is misdadig, wijl het
erkenning van nederlaag inhoudt, dus
de kansen voor het bedingen van
voordeelen bederfide stemmen van
gene zijde des Atlantiscben Oceaans,
die een (Maar bedenkt toch» uitroepen,
zijn niet in staat den waanzin te over
stemmen. Zij zijn ais Davids barptonen
bij Saul's woede uitbarstingen.
Hoe verbijsterend de gedachte is
aan de chaotische verwarring der
zielen, waarvan volgende geslachten
moeielijk zich een voorstelling zullen
kunnen maken, wij zijn toch als de
kinderen acbter de linie. Wij spelen
en dartelen in het openbaar, al lijden
wij ook in stilte.
Want inderdaad, het is wat
Zóó te zien ineenvallen wat de
vruchten zijn van eeuwenlangen be
schavingsarbeid. en daar bij te denken
hoeveel duizenden van de voortreffe
lijkste menscbenkinderen aan hun
gering persoonlijk deel in dien arbeid
hun levenstaak vonden, aan welke zij
geheel hun nobele ziel gaven!
Het is wat, daarbij te denken, dat
zoo ontelbaar velen, door aanleg eu
lotsbestemming voorbeschikt om aan
den verderen arbeid voort te bouwen
met grooter intensiteit en met resul
taten van stijgende belangrijkheid,
menschen, die bet thans verdwijnend
geslacht der ouderen met groote zorg
heeft voorbereid op een waardige
vervulling van de heerlijke taak, hun
door de voorgangers op de schouders
gelegd dag in, dag uit worden
weggeschoten als schadelijk gedierte!
Het is wat, daar sidderend naast te
staan, zonder er ook het allerminste
tegen te kunnen doen
Toch bespeuren wij van die siddering
aan elkander niet veel. De gewone
dingen gaan hun gewonen gatig; de
kleine en ook de groote misères, die
we daarbij ontmoeten, vervuilen ons
wel met bezorgdheid, maar ten slotte
stappen wij er toch langs of er over
heen omdat iets anders niet mogelijk
is, en. wij wachten maar af wat
de volgende dag zal opleveren. Ons
ergeren aan gepleegd onrecht. nu
ja, dat is moeielijk af te leerenniet
temin beginnen wij te begrijpen, dat
het niet practisch is aan die telkens
weer naar buiten dringende gewaar
wording te veel uiting te geven. Alleen
wanneer zij stijgt tot de hoogte der
verontwaardiging, dan moet weieens
een Médéa-kreet den boezem lucht
geven.
Onze toekomstgedachten, ze kunnen
alleen houvast vinden in een kloek
besluit om stand te houden, elk voor
zich en allen met elkander. Deze
tijd is een toetssteen van karakters
wanneer hij plaats zal maken voor
een beteren, dat weten wij niet, maar
wel mogen wij verwachten, dat hij
ook zijn bezwaren zal meebrengen,
tegen welke wij bestand n oeten wezen.
Ons daar op voor te bereiden,
van dit uur af aan en voor alles
gereed te staan, dat is bet eenige,
wat ons er door zal kunnen helpen.
De sigaren weer duurder?
Men meldt aan de Tel.:
In sigarenfabrikantenkringen zijn
besprekingen gaande, om de prijzen
der sigaren opnieuw te verhoogen. Op
de reeds geuite protesten der winke
liersorganisaties kan geen acht wor
den geslagen, daar het bediijf op de
bestaande verkoopsprijzen niet loonend
kan worden doorgezet. De tabakken
zijn daarvoor te duur en te schaarscb.
Buitendien worden thans loontoesla-
gen betaald, terwijl de sigaren in
verhoogde loonklassen zijn geplaatst.
De oude 2 cents sigaren zullen thans
voor de consumenten 4 cents per stuk
moeten kosten, terwijl bij afloop van
het contract met de werkliedenbonden
opnieuw verhoogingen zullen intreden.
De thans voorgenomen prijsverhoo-
gingen zullen spoedig van kracht
worden.
85 Naar het Duitsch van Estella Schönberg.
Anna sprak deze woorden meer voor zich heen
dan wel tot Virginie en bemerkte niet, dat deze
plotseling door een huivering overvallen werd en
met de handen het gezicht bedekte.
„Anna, lieve Anna," zei ze na een poosje zacht,
„ik dank u voor die woordenWaarom moest ik
eerst van een ander hooren"
Zij hield op, sloeg haar armen om de schouders
van haar jonge vriendin en kuste haar op 't voor
hoofd.
„Wat doet u, juffrouw?" zei het meisje verschrikt.
„Ik dacht niet, dat iemand op dit uur nog zoo
vriendelijk voor mij zou zijnMaar ik moet weg,"
voegde zij er haastig bij, „de tijd is misschien kost
baar, ik heb nog veel te doen!"
Zij sloeg haar doek dicht om hoofd en schouders
en nam afscheid van Virginie.
Na een paar minuten was zij op straat.
Hevig ontroerd bleef Virginie alleen. Niet enkel
de quaestie van het testament hield haar bezig, niet
de gedachte, hoe zij den haar opgedragen last zou
uitvoeren; iets anders, gewichtigers, had gedurende
dat onderhoud opnieuw macht over haar gekregen
en belette haar den ganschen nacht te slapen.
Anna intusschen snelde huiswaarts en geen uur
nadat zij vertrokken was, stond zij weer op precies
dezelfde plaats, waar zij de onbewust uitgesproken
woorden van haar broeder had vernomen.
Philip was nog niet ontwaakt. Plotseling legde
zich een hand op zijn arm.
„Wordt wakker, Philip!" klonk een stem dicht aan
zijn oor.
Verschrikt sprong hij op en wreef zich de oogen.
„Wat is dat?" riep hij. „Heb ik geslapen?"
„Ja," sprak zij, „maar je moogt niet langer slapen,
je moet hooren, wat er gebeurd isPhilip, het testa
ment is niet meer op de plaats, waar je het bewaard
hebt"
Hij liet haar niet uitspreken, met een sprong was
hij bij de lessenaar, waarvan Anna het deksel had
laten openstaan. Een schreeuw, half van schrik, half
van woede, klonk uit zijn mond.
„Wie was hier! Hoovers!" stootte hij uit.
„Neen," zei Anna, wier moed op dit vreeselijke
oogenblik terugkeerde. „Geen roovers, Philip ik
zelf heb het testament weggenomen."
Hij staarde zijn zuster aan. „Jij jij schreeuwde
hij; hij kon geen woord meer uitbrengen.
„Ja," antwoordde zij, „nadat je mij in je slaap
alles had verraden."
Vloekend sloeg hij zich met de gebalde vuist tegen
het voorhoofd.