NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad Fior de Provincie Utrecht, iLiwïisüZü^ No. 51. Zaterdag 24 Juni 1916. 45e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG: Bericht aan de Lezers van „PAK ME MEE". MEDEDOOGEN. BINNENLAND. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 69. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7% Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Zooals onzen lezers bekend zal zijn, zijn alle grondstoffen, en daarmede ook de prijzen van papier, zoowel als die van foto's en cliche's enorm gestegen, en was het ons in de laatste maanden al bijna ondoenlijk ons blad in denzelfden vorm tegen den reeds zeer lagen prijs te leveren Wij hoopten steeds dat deze stijging eene tijdelijke zou zijn, doch nu de toe stand steeds ongunstiger wordt en in de naaste toekomst geene verbetering te wachten is, zien wij ons genoodzaakt ons blad vanaf 1 Juli met EEN CENT per nummer te verhoogen, ter gedeeltelijke bestrijding der meerdere kosten. Wij vertrouwen, dat onze lezers deze geringeprijsverhooging van slechts EEN CENT PER WEEK volkomen zullen billijken. Directie „PAK ME MEE". De bloem der beschaving. Schuchter zier: wij haar in den aanvang zich vertoonen, wanneer de wereldgeschie denis io duurzame vormen bewaard gaat blijven eu in haar gedenkschriften de tijdgeest en het volksgevoel een afspiegeling erlangen. De donkerheid van het baibarisme laat dan een licht straaltje door, dat langzaam verder doordringt, vaak weer verdwijnt, als de stormen der begeerlijkheid er de wolken van de booze hartstochten vóór schuiven, maar toch later opnieuw doorbreekt met versterkte helderheid. Mat zijn dan nog de kleuren en vluchtig is de geur van deze bloem De kring, buiten welken zij niet meer waarneembaar is, loopt vaak niet verder dan het eigen gezin en de naaste verwanten bij meer gevorderde geestesontwikkeling omsluit hij de eigen stam- of landgenooten. De bui tenstaanders hebben geen aanspraak op mededoogen, wat bun ook moge overkomenin het gunstigst geval mededingers, meestal vijanden, wier aanvallen men heeft te duchten, wier machtsvermeerdering de zucht tot zelfbehoud moet trachten tegen te gaan, vallen niet in de termen om beklaagd en zoo noodig geholpen te worden. De vreemdeling, tenzij hij achter het schild der gastvrijheid be schutting mocht vinden, en zietdaar reeds een merkwaardig flonkeren van het goddelijk licht, wordt verdacht, geschuwd, niet zelden ter dood ge bracht als een de nationale godheid wel gevallig offer. In de beroemde geschriften der Helleensche oudheid kan deze ont wikkelingsgang gevolgd worden. De groote zanger van Troje's val ver heerlijkt de eigen helden, heeft zelfs lof voor de daden dei' vijanden, maar wanneer een zachter gevoel dan zijn patriotisme in ziju lied doorklinkt, dan geldt zijn weeklacht hoogst zelden de mannen die sneven en de vrouwen dio treuren aan de overzijde, tenzij om de eigen victorie krachtiger te doen opklinken. Niet minder sterk komt dit verschil uit hij de beroemde dramatische schrijvers uit het tjjdperk van den oorlog tegen de Perzenal wat er aandoenlijks verschijnt in de schouwspelen, bestemd om bij het volk de herinns ring aan deze helden periode niet te doen verflauwen, geldt het lijden der landgenooten, en, is er weerklank hoorbaar op de angst- en smartkreten in het vijandelijk kamp, dan dient hij ook daar meest om van het eigen overwinningslied den indruk te versterken. Bij deD laatsten der drie groote treurspeldichters, bij Euripi les, wiens geboorte samenviel met het brandpunt der worsteling, vernemen wij een anderen toonde tragedie van »de Trojaansche vrouwen» schil dert op aandoenlijke wijze bet lot van de overwonnenen, van de tot slavernij gedoemde echtgenooten en kinderen der verdedigers, van de schoone, in vlammen opgaande stad, uit welke zij worden heengevoerd naar den vreemde. Dezelfde verruiming van denkbeelden kunnen wij opmerken in de bescha vingsgeschiedenis der Israëlieten, zooals het Oude Testament die bewaard beeft. Lees de verhalen van de verovering van Kanaan, van de worstelingen in den tijd der Richteren, van de oorlogen Ivan Saul, zeldea éénig geluid, dat deernis vertolkt met de slachtoffers van het krijgsgeweld of het moet zijn met de eigen landgenooten. Eerst later, bij de groote profeten, komt de stem van het mededoogen tot uiting, al is vooral daar de nationalistische toon de overheerschende. Den allergrootsten Leermeester uit Nazareth was het gegeven het ver lossingswoord te vinden en uit te spreken. De Profeet van het mede doogen, die liefde uzelfs voor de vij anden a als levenseiscli stelde, be kroonde Zijn roeping, toen Hij onder de folteringen eener smadelijke dood straf erbarming afsmeekte voor zijn beulen. Over dat alles nadenkende, worden wij in beroering gebracht door de vrees, dat de in den loop der tijden tot zoo schoone ontplooiing gebrachte bloem toch steriel zou zijn. Waarom heeft de barmhartigheid, die bet menschelijk leed in zijn geheel omvat, de wereld niet veroverd, nadat zij het leven der eerste Christenen tot iets heerlijks bad gemaakt? Hoe kan het mogelijk zijn, dat zij zóó is terug gegaan als wij in onze dagen zien gebeuren, nu met even woedend ge baar als van de Homerische krijgers de bataljons op elkander losstormen en van den weg versperrende lijken- hoopen gesproken wordt, als waren die het meest passende decoratief van het landschap Voor deze vragen moge reden be staan, haar uitgangspunt is onjuist. Want bet is onwaar, dat het mede doogen is uitgebluscht, dat de be- schavingsbloem is verwelkt of ver treden. Zelfs mag wel in het licht worden gesteld, dat van de eerste tijden af het Christendom krachtig aan haar aankweeking heeft gearbeid. Het vond vele en nieuwe vormen, gelijk de tuinier van schoon en nuttige ge wassen bet aantal variëteiten steed9 vermeerdert; het bevorderde de vrucht zetting en de rijpwording; het bracht onder haar bekoring zelfs den van den Christennaam afkeerige, die zich be zwaard gevoelt mede te varen onder een vlag, zoo vaak misbruikt tot dekking van verdachte lading. In deze dagen van nood moet wel bet mededoogen groeien, indirect als uitwerking van de wet der reactie, rechtstreeks door den invloed eener eeuwenlange ethische opvoeding. Al beeft een noodlottige samenloop van omstandigheden, die helaas nog lang niet tot onmacht zijn gekomen, plotseling een toestand in het aanzijn geroepen, waarvan te duchten is, dat een slagboom op den weg der be schaving geworpen werd, gelooft maar niet, dat de stremming een af breking van het verkeer beteekent. De menschheid is verplicht dien weg te bewandelen zij kan die verplichting niet afwerpen zonder tegelijkertijd haar levensdraad af te snijden,evenmin als hot individu vrijwillig zou kunnen ophouden met ademhalen. Uit onder scheiden zijpaden stroomen de tocht- genooten toe, verschillend was hun uitgangspunt en er is ook ongelijkheid in de opschriften van de banieren onder welke zij aan de gemeenschap pelijke processie deelnemen. Maar of zij gaan onder de vaan van de weten schap, onder die van den godsdienst, van de philanthropie, van hetgeen weieens genoemd wordt een »welbe- grepen eigenbelang», de lijn, die zij gedwongen zijn ten slotte gezamen lijk te volgen, is die van het mede doogen. In deze donkere dagen vermag het weinig meer, dan de genezing be proeven van eenige der toegebrachte wonden, dan leniging te brengen in den nood, die van de storing der economische werkingen door de oor logsgebeurtenissen het gevolg is. Zou iemand durven ontkennen, dat aan die roeping gehoor wordt gegeven? Maar wij hebben ons voor te bereiden op meer. De barmhartige ontfermt zich over de slachtoffers van het kwaad, maar is ook verplicht de bewerkers er van krachtig te weerstreven; zij zal haar min of meer passieve, althans door de omstandigheden geleide werk zaamheid moeten uitbreiden en ver sterken tot een meer actieve, in dezen zin. dat zij de aanstichters van het willekeurig verwelkte leed te lijf gaat en in hun machtsmisbruiken brei delt. Dat dezen, wien toch zeker de gave der erbarming niet zal zijn ont houden, op dit oogenblik niet kan belet worden te verklaren, dat spreken over vrede als heiligschennis is op te vatten, de verblinde luisteraars naar en toejuichers van dergelijke taal niet kan brengen tot klaarder be zinning, is belaas waar; de tijd komt, dat het wèl zal kunnen. Dan gaat het mededoogen zijn schoonste triomfen tegemoet. Ten einde te kunnen genieten van duin en zeelucht en tevens Haar werkzaamheden op de gebruikelijke wijze voort te zetten, heeft H.M. de Koningin besloten Zich gedurende eenigen tijd met H. K. H. de Prinses te vestigen te Katwijk-Buiten. Z. K. H. de Prins is voornemens gedurende dien tijd een reis naar Zwitserland te ondernemen ten einde daar bergtochten te maken. Uitvoer van vroege aardappelen. Do Minister van Landbouw brengt ter kennis, dat een gedeeltelijke uit voer van vroege aardappelen eerst dan 38 Naar liet Duitsch van Estclla Scliönberg. Virginie gevoelde een schok, toen haar zijn bezoek werd gemeld, en toch wist zij evenals hij, dat zij elkaar eens zouden moeten weerzien en dus het zij hem binnentreden. Zij was bleek, haar lippen trilden, toen zij hem de hand reikte; zijn eigen ontroering belette hem, dit op te merken. „Mag ik tot u korneu als een broeder tot zijn zuster?" sprak hij, „en mag mijn eerste woord een dank zijn Virginie, dat uw hand mijn noodlot heeft gevoerd „Het was niet uit eigen wil en beweging," ant woordde zij zacht; „ik moest doen, wat het arme meisje van mij verwachtte." „Dat weet ik," zeide hij. „Zoo zoudt ge ook voor eiken onbekende, voor eiken vreemde opgetreden zijn, maar toch zult ge geen spijt hebben, dat het noodlot juist mij aanwees, om uw weldaad aan te bewijzen reeds om Oscars wille „Om Oscars wille!" Dat woord griefde haar maar zij moest hem toch antwoorden en daarom zeide zij „Neem aan, dat ik onze oude vriendschap niet zoo ver kon vergeten, om Anna niet dankbaar te wezen, dat zij in dien nacht bij mij kwam!" Haastig bracht zij nu het gesprek op het jonge meisje, door Herman te vragen, of er geen tijding omtrent haar verblijf was gekomen. Herman antwoordde, dat nog geen spoor van de vermisten was gevonden. Daarop vroeg hij haar, of zij reeds zeker wist, dat Oscar binnen eenige dagen zou thuiskomen. „Ja, hij komt eerstdaags," antwoordde zij. Het toonlooze in haar stem viel hem niet op, daar hij, zich tot lachen dwingend, voortging: „Na eenige dagen zal hij zich dus den beker aan do lippen mogen zetten! Hoe groot zijn ongeduld is, weet ik uit zijn brieven aan mijn pleegmoeder. Ik vrees, dat Oscar een slecht koop man geweest is in den laatsten tijd. Maar wie zal hem daarvan een verwijt maken! Wie het hoogste' doel zijns levens voor oogen heeft, voor hem is al het andere klein!" Zijn woorden waren half als scherts bedoeld, maar zij klonken ernstig; het lachje was van zijn gelaat verdwenen. Virginie had zich afgewend en zeide niets. Maar eindelijk, zonder precies te weten, wie het gesprek weer opgevat had, spraken beiden met elkaar over onverschillige dingen. Toen Herman opstond, om heen te gaan, trad Virginie plotseling ernstig op hem toe en sprak op ontroerden toon: Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1