MIE VWS Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. |||J No. 87. Zaterdag 28 October 1916. 45e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG! DE OORLOG. BINNENLAND. SCHETSEN UIT DE RECHTSZAAL Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Laugestraat 17. Telephoonn. 69. ADVEB1ENTIËN: Van 16 regels 0.60; iedere regel meer 10 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Bisschop van Namen erkent het recht van vaderlandsliefde der Belgen Een particulier correspondent van het «Petit Journal» schrijft aan zijn krant uit Havre: In een brief aan Mgr. Heylen, bis schop van Namen, beklaagt de Duitsche gouverneur Von Bissing zich over de houding der priesters ten opzichte van de Duitsche autoriteiten. Dit is de reden, zoo schrijft Von Bissing, dat ik mij tot Uwe Hoogheid wend met bet verzoek in zoover invloed op Uwe ondergeschikten uit te oefenen, opdat zij zich onthouden, zoowel bij de uit oefening van hun heilig ambt ais elders, tan alle politieke actie, en zij zich niet schuldig maken aan het over schrijden van de door mij gegeten voorschriften. Het zij bun vooral ge raden de verspreiding tegen te gaan van niet toegestane geschriften, waar: aan de priesters veel deel genomen bebbeo. De Bisschop van Namen heeft, te oordeelen naar een artikel in de XXe siècle gepubliceerd, den Duitschen chef waardig geantwoord. Meermalen, zegt Mgr. Heylen, heb ik mijn meening meegedeeld en ook nu zal ik Uwe Excellentie opeuhartig antwoorden. De handhaving van de rust in het land wordt niet bevorderd door schrik aanjaging en gewelddadige middelen. De rust zou beter bewaard blijven door een gedragslijn, die meer in harmonie was rnet de geaardheid van het Bel gische volken de strenge maatregelen doen geen afbreuk aan den eerbied, die het volk toedraagt aan den priester stand, maar zij ondermijnen het gezag en de autoriteit van het Duitsche leger. De Duitsche overheid vergete niet, dat zij ook plichten te vervullen heeft en dat wij, niet minder dan zij, het recht hebbeu ons te beroepen op de Haagscbe Conventie. Deze conventie is niet alleen gemaakt in het belang van den overweldiger, maar ook ten gunste van bet bezette land. Zij eerbiedigt, wat het schoonst is in de menschelijke zielde vader landsliefde. En zij legt bet leger, dat het land bezet houdt, den plicht op alles te vermijden, wat diè' vaderlands liefde beleedigen kan. Te dien opzichte hebben wij de smartelijkste ondervindingen opgedaan, en dat vervult ons met de grootste bitterheid tegen de Duitsche bezetting. Men behandelt ons op een wijze, zooals wij nimmer zouden handelen tegenover het Duitsche leger. Men verbiedt den priesters publicaties, die niet den lof van Duitschland zingen, en men veroorlooft den Duitschen aalmoezeniers geschriften te versprei den, welke beleedigeod zijn voor ons vaderland. De bisschop van Namen eindigt met de hoop uit te drukken, dat de Duitsche autoriteit afstand zal doen van de harde en onrechtvaardige houding, die zij heeft aangenomen. 5000 Burgers uit Gent naar Duitschland De (Tel.) verneemt van de grens, dat Maandag opnieuw 5000 burgers uit Gent naar Duitschland zijn ge voerd. De opwinding was groot. Weer stand werd nu niet geboden; de vorige week hadden er opstootjes plaats, waarbij eenige burgers gewond werden. Toen bleek de onmacht van bet volk tegen de soldaten. Nog 5000 burgers van Gent zouden voor arbeid aangewezen en ingeschreven zijn. Te Seizaete kregen 5000 burgers aanzegging, zich gereed te maken voor vertrek. Te Oudenaerden zijn 5000 werkloozen opgeschreven enz. Een brief van een Fransch soldaat aan de Duitschers. In een Engelsch tijdschrift vinden wij een open brief van een Fransch soldaat, die den Duitschers, «die eerst bij Verdun stoften op de kracht hunner artillerie eu nu klagen over het onmenschelijk vuur der geallieerden aan de Somme« de volgende ver zekering geeft. «Laat een Fransch «poilu» U eens zeggen wat bij denkt. Wij ge voelen geen dronken vreugde, zooals gij schijnt te denken, als wij hooren van de verwoestingen,dieonze artillerie aanricht. Als wij in uw loopgraven doordringen, die vol dooden en ker mende gewonden liggen, dan worden wij tot medelijden bewogen. Wij zeg gen «de slachting is verschrikkelijk, maar wie heeft die begoonen?» In onze ziel en ons geweten zijn wij ervan overtuigd, dat wij niet de aanvallers zijn. Wij hebben een ont- zettenden krijg te voeren, die ons opgedrongen is. Wij verdedigen ons overvallen vaderland, onze gezinnen en ons ras, dat gij onderwerpen wilt. En nu jammert gij, omdat wij te hard slaan. Maar «Kameraden als ge niet wilt, dat wij voortgaan met het zui- vereuc van uwe posities (en gij weet wat dat woord beteekent) gaat dan heen en keert naar uw geliefd Duitsch- schiand terug. Doet gij dit niet, dan zullen wij u zonder medelijden blijven beschieten. Wij hebben gezworen ons land te bevrijden en wij zullen het be vrijden, wat het ook moge kosten.» Een merkwaardig avontuur. De oorlogscorrespondent Warner Allen vertelt in de «Daily News» de volgende geschiedenis van een dapperen Franscben Kapitein, die in een der tot waarnemingsposten ingerichte boomen was geklommen om de positie van eenige vijandelijke batterijen vast te stellen. «Dooreen granaat gedood te wor den», zei de officier, «boort nu eenmaal bij de risico's van een soldaat, maar ik was niet van plan, mijn nek te breken door uit een boom te vallen. Het in de boom bevestigde platform waarop ik stond, was wat bouwvallig geworden, zoodat ik mij met mijn gordel aan den stam vastbond. Ik berekende, dat alleen een directe treller den boom zou kunnen omver werpen. Zonder moeite ontdekte ik waar de batterijen stouden die op ons vuurden. Nadat ik dit gedaan bad begon ik naar beneden te klimmen. Op dat oogenblik ontplofte een 20 cm. granaat vlak onder mij. Daar ik precies boven bet middenpunt der ontploffing stond, trof geen dersplin ters mij. Maar de luchtdruk verdoofde me en scheurde me, zooals ik ontdekte toen ik weer bij kennis kwam, al de kleeren van het lijf, zoodat ik daar geheel naakt lag. Er hadden 800frans in mijn tuiniek gezeten, maar daar was natuurlijk geen spoor van te vinden. Die waren als in de lucht opgelost. Ik spande alle krachten in, kwam overeind, nam de overjas van een gesneuveld Fransch soldaat, kleedde mij daarin en ging naar mijn hoofdkwartier terug. Eveu voor ik daar aankwam raakte een granaatsplinter mijn hoofd. Mijn helm hield bet grootste deel tegen, maar enkele stukjes drongen in mijn schedel door. Ik werd bewusteloos in een loopgraaf gevonden en niemand kon begrijpen, hoe daar een naakte man met nietsdan een soldatenjas om kon liggen. Een der soldaten herkende mij en spoedig was ik in staat verslag uit te brengen van mijn zending. Duitsche Zeppelins en Nederlandsche vliegers. Wij lezen in het «Handelsblad»: Wij hebben allen gelezen, hoe de Duitsche zeppelins nu «unverfroren» over onze forten vliegen en bommen op onze Nederlandsche wegen werpen. En wij begrijpen, dat de Nederlandsche Regeering bet gebruikelijke protest zal uiten en zoodra de Duitsche regeering op loyale wijze zich bereid verklaart de gemaakte schade te vergoeden zegge b.v. f 17.20 wegreparatie dan, nu ja, dan is de zaak weer afgedaan. En wachten wij de volgende zeppelin af evenals wij thans de torpedeering van de volgende «Blommersdijk« of «Tubantia» afwachten. Maar iedereen voelt, dat tochten van vreemde oorlogseen heden boven ons gebied verhinderd en afgeweerd moe ten worden. Wij weten dat op de zeppelin ge schoten is met geen of onvoldoend resultaat. Maar zijQ ook ouze vliegers tegen hen opgetreden? Wij hoorden daarvan niets en toch is in Engeland duidelijk gebleken dat het beste wapen tegen de zeppelins de vliegmachine is. Wij begrijpen, dat zoo iets niet zoo heel gemakkelijk is, dat onze vliegers niet zeppelins in alle deelen van het land spoedig en tijdig bereiken kunnen. Bestaat de mogelijkheid voor ver dediging tegen zeppelins? Staan de vliegers klaar Zijn zij gestationeerd op punten, waar zeppelins bet vaakst of het meest waarschijnlijk invallen zullen doen? Zijn zij bij den laatsten inval gealar meerd geworden? Heeft het publiek niet eenig recht iets te weten van wat hier in Neder land ter verdediging van ons land geschiedt? Zou het uu beusch zooveel kwaad kunnen, ais met ons volk ook de Duitsche generale staf zou weten gesteld hij weet het nog niet! dat ons leger ook bij zeppelin-aanvallen voorbereid is? Tenzij.... ja, tenzij verklaard zou moeten worden, dat wij daartegen géén verdediging hebben. Wat baat het vraagt «de Tele graaf» wanneer pro forma wat geweren worden afgeknald op deze spionnen in de lucht? Straks komt een eskader Fransche en Engelsche vliegers over ons land, om koers te zetten naar de fabrieken van Krupp. nOudo wrok». De twee compagnons zaten samen te overleggen, wat er gedaan kon worden met de «aanvragen» in de laatste paar dagen binnen gekomen. Zij leken zeer weinig op elkaar. De Baan was een luchthartige waaghals die wan neer er vooruitzicht was op zoet winstj e, iets durfde riskeeren. En de duiten, waarmee zij «werkten» waren eigenlijk voornamelijk van hem. Maar de zwarte, magere Erders, met de slimme, konde oogen en de langzaam pedanteske be wegingen,wist compagnon toch in toom te houden. Een paar malen had hij in een transactie toegestemd, schoon hij duidelijk voor zich zag de risico 't waren maar kleine zaakjes, en Erders gebruikte ze om den ander aan lesje te geven. De tweede maal toen zij een «strop» hadden aan een leeninkje, verklaarde Erders op deze wijze niet te willen doorgaan». De Baan richtte hen beiden te-gronde. Hij moest maar verder op eigen houtje zaken doen. Erders zou zijn aandeel «verzilveren» en verder z'd eigen weggetje gaan. Compagnon besefte dat 't hem aan voldoende inzicht ontbrak en ook miste hij de ijzige, ganseh ongevoelige kalmte, waarmee Erders iemand kon plukken tot er niets meer van te halen was. In 't begin had hij wel eens aanvechting gevoeld om wanneer zoo-een zat te smeken, te schreien, te soebatten om genade, om nog een maandje uitstel voor zijn accept, op te springen en uit te roepen »dat 't in orde was» Maar. Compagnon hield hem dan op ge heimzinnige wijze in bedwapg. De 1 Baan voelde zich als aan zijn kantoor- 1 stoeltje genageld. En gaandeweg sleet, j door de gewoonte van onvermurwbaar te zijn, ook in hem elk gevoel van deernis af. Hij legde zich bij de «me thode» van een ander neer. Dien ochtend zaten zij dan te praten over de jongste «gevallen», die zich hadden voorgedaaD. Erders legde 't eene papier na het andere ter zijde. Niks gedaan I zei hij telkens 't lijkt heel wat, maar afblijven is de boodschap, amice 1 Totdat hij eensklaps iets scheen te vinden, dat hem bijzonder frappeerde, j Wel had hij uitgeroepen en bleef 'n lange poos turen op den brief) dien hij in de hand hield. En hij streek over zijn gitzwart baardje en er was een vreemde glans in z'n donkere oogen. -Wat zei je? vroeg de ander eindelijk. De Baan stond op. Ging naast Compagnon staan. Tuurde in 't papier, waarin Erders al maar zat te lezen. O, die aanvrage van Hendrikse I zei hij, schokschouderend ja, dat is een prachtzaakje. De menschen staan geloof ik, op springen. Er is nog een kansje dat zij erboven op komen... Een vordering, zooals je ziet, die eerst over een klein jaar vervalt. In dien tijd kan er heel wat gebeuren, nou zeg ik op mijn beurt; afblijven 1 Maar Erders bleef, tot groote verbazing van den ander, zwijgen, al maar peinzend. Dit weet ik nog niet; zei hij eindelijk ik zie in dat zaakje wel iets! Non, hernam compagnon ik moet naar 't station. Ais je dat gevalletje goed bekijkt, zul je ,t wel met me eens zijn. We praten er nog over. Tot morgen. De Baan vertrok. En Erders nam den brief, betrekking hebbend op het gevalHendrikse weer op. Hij was bleeker dan anders. En wie scherp observeerde den «bankier» hij zou gemerkt hebben, dat er een tweede trek om zijn lippen speelde; dat er op zijn gelaat nu en dan een drifttrek van haat zich vertoonde. Hij dacht aan vele jaren terug. Toen had z'n vader een oud tamelijk klein winkeltje, dat «toeloop» genootwaarin grof geld verdiend was' Maar er vestigde zich een concurrent in de straat. Iemand, die over aardig fortuin kon beschikken. De concurrent begon metmodernereclamemiddelentewerken. De oude Erders hield met taaie koppig heid vast aan z'n jarenlang met succes gevolgd systeen. Het welbeklante zaakje ging achteruit maand na maand. Concurrent was iemand die «het leven genoot» Wanneer hij voorbij den winkel van Erders liep op weg met kennissen naar fuif van kegelclnb of andere «ontspanning» dan keek hij spottend minachtend naar de ouderwetsehe etalage van het achteruit brabbelende zaakje. Erders nu alleen 'in het kantoor gevoelde nu weer zoo scherp het ge voel, van machte loozenhaat, dat hem in die dagen vaak overmeesterd had bij het zien van den lustigen modieus gekleeden concurrent, die hen ruï neerde. Hij zag ook het verouderde, van verdriet wegstervende mannetje zijo vader die halsstarrig had ge weigerd om zich op moderne wijze te meten met den concurrent. Vader was eindelijk gestorven en het restant van fortuintje was onbeduidend. Erders had 't vrijwel verlopen zaakje voor een prikje aan kant gedaan en was met 't overschot van zjjn bezit «per centjes gaan kweeken verbitterd tegen ieder en alles. Maar met zijn kwiek doorzicht had hij begrepen dat *t ten slotte met concurent toch moest mis- loopen. Hij had gevolgd wat er met de Hendrikse's gebeurde en tot zijn innige voldoening ontwaard dat bij juist had gezien. Daar lag de brief met zijn aanvragen van crediet van Hendrikse Jr., veel jonger dan hij, die zich vermoedelijk weinig of niets meer herinnerde vaD het oude door zijn vader vernielde winkeltje. Wordt vervoldg).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1