■IE UW X
Nieuws- en Advertentieblad
voor do Provincie Utrecht.
No, 12.
Zaterdag 10 Februari 1017.
46e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE OORLOG.
BINNENLAND.
SCHETSEN HIT DE RECHTSZAAL
Amersfoortsche Courant
<16
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per poit door het geheel» Rijk 1.15.
Afzonderlijke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrndag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Laugestraat 11. Telephoonn. 00.
ADVERTENTIE^
Van 16 regels 0.90; iedere regel meer 15 Cent.
Oroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De afrijd bij Le Transloy.
Een bijzondere correspondent van de
»Yoikshire Observers scbiijft o»er den
strijd bij le Transloy:
»De sshotvs (zooals dq soldateo enne
actie in het algemeen noemen) bij le
Transloy was meer dan danelijks plaats
hebbende overvallen die «raids» wor
den genoemd Het was een aanval die
ondernomen was met het bepaalde
doel, een belangrijk stuk grond op de
belling die naar het verwoeste doip
loopt, te veroveren en den vijand zekere
versterkte punten te ontnemen. Wal
dit succes vooral kenmeikte was. dat
de vijand volkomen verrast was en de
vlugheid waarmede bet bereikt we<d.
Het was een merkwaardig gezicbt die
jonge Duilschers nog, verbaasd door
hunne gevangenneming in de omni
bussen te zien stappen die achter bet
front *oor hen gereed stonden d-
omnibussen die te Londen AII the way
to the Bank Bank Banks reden
in den lijd voor de wereld kraakte,
en naar het gevangenkamp te zien
vertrekken.
Het was een ellendige, koude och
tend, doordringend koud, en de wind
die over de met sneeuw bedekte velden
snerpte, sneed als een mes. Het was
geen ochtend waarop men een aanval
verwacht zou bebbeu. Een ochtend
waarop de Duitsche officieren en de
manschappen van het 119de en het
121ste regiment, de Wurtembergers
van Koningin Olga, blijde waren in
bunne verwarmde schuilplaatsen te
kunnen blijven en kolfie te warmen op
de kleine spiritusstelletjes die ieder
soldaat dier bevoorrechte regimenten
in zijn ransel mededraagt wat bij
de Beieren aan hun rechtervleugel, die
minder ruime rantsoenen krijgen en
ook niet zoo goed uitgerust zijn, groote
afgunst wekt. Zij hadden eenige goed
ingerichte gedekte onderkomens in en
nabij den hollen weg die van Morval
naar Ie. Transloy loopt en totgisteien-
ocbtend een klein saillant in onze
stellina vormde.
De Wurtembergers hadden het in de
loopgraven rechts en links van dien
weg niet bepaald prettig gehad. Maan
denlang was het vuur onzer artillerie
op die stelling gericht geweest, zoodat
de loopgraven nauwelijks meer be
stonden en slechts hier en daar stondeö
groepjes verdedigers, die zich in kuilen
ingegraven badden.Zij waren niet meer
door draadversperringen verdedigd en
de verdedigers, die hier aan regen en
wind blootgesteld waren, leden veel.
z.ooals wij van de gevangenen weteu,
aan bevroren voeten en maagaan
doeningen en ofschoon het allen flinke
mannen zijn, tvareD allen in zeer ge
drukte stemming.
Gisterenochtend stonden een paar
man op schildwacht in de Duitscbe
linie en deden hun best om zicb tegen
den snijdenden, wind te beschermen.
Al de overige diauscbappen waren in
de ondergrondscne schuilplaatsen ge
gaan, waar zij om bet vuur geschaard
zich zaten te warmen, in de overtuiging
dat de Engelschen hetzelfde deden. Dat
was bunne vergissing.
In de Engelsche loopgraven waren
de mannen rustig bezig en niet onder,
maar boven den grond. Zij wachtten
op bet signaal der kanonnen, hadden
de bajonet op het geweer en de bommen
en «ijzeren rantsoenen» aan bnngordel
hangen. Toen werd het oorlam rum
uitgedeeld, waarna Niemansland niet
meer zoo koud scheen.
Om ongeveer balf zes begonnen de
kanonnen een belsch vuur en op het
zelfde oogenblik klommen de mannen
over de borstweringen. Vier minuten
later waren zij bij de Duitscbe loop
graven aangekomen. Geen enkel ma
chinegeweer ratelde in de Duitscbe
stelling.
De vijand was volkomen verrast en
toen de Engelschen aan de openingen
der schuilplaatsen kwamen en de Duit-
schers toeriepen zich over te geven,
kwamen dezen naar buiten en be
grepen niet wat er plaats bad gehad.»
Weer een regeerings verklaring.
Bij den aanvang der Tweede Kamer
vergadering heeft de Minister van
Bitinenl. ZakeD, tijdelijk voorzitter van
den Ministerraad, j.l. Donderdag een
verklaring afgelegd.
De Minister zei thans in staat te
zijn eenige nadere mededeelingen te
doen betredende de ernstige gebeur
tenissen van den jongsien tijd.
De Regeering beeft tot dusver baar
houding zelfstandig bepaald. Zij heeft
geen reden gevonden anders te han
delen naar aanleiding van den ver
schei plen duikbootoorlog door Duitsch-
land. De Regeering hield zicb stipt
aan het internationale recht.
Wat recht is, blijft recht, ook al
wordt dit door aDderen geschonden.
Waar Nederlandscbe belangen werden
benadeeld, beeft de Regeeriog gepro
testeerd en tegenover den thans door
Duitschland aangekoridigden maatregel
beeft de Regeering baar onpartijdig
standpunt handhavend, nadrukkelijk
geprotesteerd, zoowel wat betreft de
belemmering der vrije vaart als het
voorkomen van het voorgenomen ge
bruik vaD duikbooten, als niet in
overeenstemming met bet internatio
nale recbt. (Bravo's.)
De Regeering beelt tbans geen aan
leiding verandering te brengen in haar
internationaal politiek van strikte on
zijdigheid tegenover elke partij. De
Regeering blijft voornemens elke schen
ding van oris grondgebied of souve-
reiniteit, van welke zijde ook, met de
wapeDen te keeren. De Regeering boopt
de moeilijkbeden als gevolg van den
nieuwen internationalen toestand met
vastberadenheid en beleid te boven te
kornen. (Luide teekenen van instem-
miug.)
De meening van den oud-Minister
Treub.
Aan een onderhoud, dat de redactie
der sHaagscbe Ctbad met mr.
Treub ontleenen wij bet volgende:
Duitscblands houding beschouw ik
als een indirecte erkenning van eigen
zwakheid van Duitschlands positie.
Voor Duitscblands regeering zal bet
tegenover het volk gemakkelijker zijn
om in te gaan op vredesvoorwaarden,
die voor Duitschland anders weinig
aannemelijk zouden wezen, wanneer
blijkt ten eerste dat bet wapen, waar
over althans een deel der militaire
partij nog meende te kunnen be
schikken, bet directe gevolg beeft,
dat men zich er bij op den hals haalt,
een nieuwen, grooten vijand, die wel
op militair maritiem gebied de be
slissing niet zou kunnen geven, maar
waarvao de vijandschap, uit econo
mische overwegingen, ook voor de
toekomst des lands hoogst bedenkelijk
wezen kan.
Inderdaad beschouw ik den laatsten
Duitschen maatregel als het begin
van het einde, dat hiermede wordt
ingeluid.
Wat de positie vau ons land be
treft, vestigde mr. Treub er do aan
dacht op dat, wanneer men aanneemt,
dat er geen daden gebeuren waardoor
Amerika tot oorlog gedwongen wordt,
bet Diet denkbaar is dat Duitschland
den maatregel tegenover Amerika
niet zou doorvoeren en tegenover de
andere neutrale staten wel Mr. Treub
verklaarde zicb overtuigd, dat men
in dit geval den graanaanvoer niet
meer moeilijkbeden zal in den weg
leggen dan bij nu reeds ondervindt
door den duikbootenoorlog, zooals die
tot dusver wordt gevoerd.
In het tweede geval dus wanneer
er wel oorlog met Amerika komt
kunnen de levensmiddelen, die wij
vandaar betrekken, beschouwd worden
als contrabande, komende uit een
vijandelijk land, maar het is niet
waarschijnlijk, dat Duitschland prin
cipieel wat het practisch zal doen
blijve in bet middenzulke schepen
met graan, geconsigneerd aan de
Nederlandsche Regéering, stelselmatig
in den grond zal boren, ten eerste
omdat het provisie betreft voor Neder
land en dit geldt ook voor andere
neutralen en bet een uitlokken
van de mogelijkheid van conflicten
met de Europeescbe neutralen zou be-
teekenenten tweede acbt ik bet
niet waarschijnlijk, omdat uit eeu
zuiver economisch politiek oogpunt
alleen nadeel voor Duitschland het
gevolg ervan zou kunnen zijn. Want
boe minder graan er inkomt, boe
meer men het broodverbruik moet
verminderen, boe meer men het
brood moet vervangen door al wat
men anders ter beschikking voor
uitvoer naar Duitschland zou kunnen
houden. Zulk optreden zou voor
Duitschland nooit eenig belang hebben
en ik geloof niet dat het zal ge
schieden.
Steenkolen voor groenten.
Men scbrijft aan bet »Vad.":
Gisteren maakte uw blad melding
van het bericht, dat Duitschland be
reid is in den vervolge maaruielijks
320.000 ton steenkool aan ons land
le leveren, indien Nederland zelf voor
het vervoer naar hier zorg wil dragen,
iets wat wij echter niet kunnen om
dat wij ten gevolge van de vorst,
geen wagons genoeg beschikbaar
hebben.
Toevallig treft daarmede samen een
ander bericht, inhoudende, dat de
Zeutral Einkaufstelle in Den Haag aan
den groentenhandel te Hoofddoip
telegrafisch het verzoek deed, 12
wagons groenten per dag beschikbaar
te stellen. Had men geen wagons ge
noeg dari zou men die uit Duitsch
land sturen.
Wie is nu de autoriteit, die er zich
voor kan spannen, deze twee belangen
te vereenigen?
Hoe dat kan is duidelijk genoeg.
De Duitscbe wagons, die hier de
groenten komen laden, zouden voor
ons bestemde steenkolen kunnen
medebrengen.
Bij dezen handel zouden beide
partijen baat bebben."
door MaItbe Corbkau.
Avontuur. Een „mop".
3)
De piccolo was al weg naar het
station.
Meneer Snel poogde het slachtoffer
van de »mop" tot kalmte te stemmen.
Piccolo kwam hijgend, ademloos
binnenstuiven.
«Nergens te vinden, riep de jongen,
in de restauratie 2e klasse was geen
meneer Van Dijk. Zij hebben wel zes
maal om hem geroepen. Ik heb overal
gekeken. Die meneer was er niet.
Even was er in ontbijtzaal van pro
vinciaal hotel zeer drukkende stilte.
Toen riep meneer Cijfers uit: Waar
is hier de telefioD?
Hotelhouder trachtte hem nog te
kalmeeren.
Waar is de telefoon? schreeuwde
oud-ontvanger. Ondanks den guren,
nattigen vroeg-herfstdag was hotel
houder zelf naar het station gerend,
dat vlak bij was gelegen, zonder over
jas.
Meneer Snel stond doodsbleek te
wachten in de ontbijtzaal. Oud-ont
vanger negeerde hem nu. De ober
kwam binnen, fluisterde meneer Cijfers
iets in het oor.
Zeker, zei de ontvanger, dadelijk
binnenkomen.
En tot den politieinspecteur, die de
zaal binnentrad:
Arresteer dien man. Dat is zeer
vermoedelijk de medeplichtige.
Wees kalm, meneer, zei de inspec
teur, meneer Snel met scherp-obser-
veerend, streng oog aanziend. En hij
wenkte een agent, die bij de denr
wachtte.
U blijft hier, zei hij kortaf tot den
heer Snel.
Een week of wat later zat meneer
Snel de bijzonderheden van dit geval
te vertellen in kring van collega's.
Maar een zoo gladde, kwieke, kerel
alsjij, zei een van zijn oude vrienden,
had toch wel dadelijk moeten begrij
pen, dat die Van Dijk een dief was.
Wie waagt zich nu, vraag ik je, aan
zoo'n kwasi-mop I
Jelui hebt makkelijk praten, zei
meneer Snel, maar als je den vent
hadt bijgewoond i
Hoeveel heeft hij gekregen vroeg
een ander uit den kring.
Anderhalf jaar, antwoordde Jan
Snel, de vent bleek al twee vonnissen
op z'n kerfstok te hebben. Ja visch
dat nn maar eens dadelijk uit
Maar dat wil ik jelui wel vertellen,
een knappe jongen, die er mij weer 1
toe brengt om me af te geven met
kereltjes die ik niet door-en-door ken.
Snel, jongen, zei een collega, denk
aan dien sinjeur Cijfers. Ze krijgen
toch weer een of anderen dag jou te
pakken. Meneer Snel schudde het
hoofd. Maar de glimlach waarmee hij
't deed, was niet echt. De twee dagen
voorarrest, die hij had moeten door
brengen, voordat men ervan overtuigd
was, dat hij niet medeplichtige was
van den «hotel-rat» Van Dijk, hadden
zijn reputatie niet geschaad. Maar toch
had zijn naam van extra-pienter man
door bet geval geleden. Iets van zijn
vroegere, gulle vroolijkheid was erdoor
versomberd.
't Onredbare.
Toen hij gekomen was in de
straat, die vlak-uitliep op die, waar
z'n huis lag, begaf hem de moed. Hij
ging een verlof-zaakje binnen, dat er
gekomen was in den tijd In
den loop van de anderhalf jaar
De menschen kenden hem niet. Hij
was ook heel sterk verouderd in de
cel. Een paar kennissen die hij ont
moet had van het oogenblik af, dat
de deuren van het Huis van bewaring,
nu juist vier uren geleden, voor hem
waren geopend, hadden hem niet her
kend. 't Was geen onwil om met den
boef, die regelrecht uit de bajes kwam
in aanraking te komen dat had Kees
Santman duidelijk genoeg bespeurd.
Hij had in de tram gezeten vlak tegen
over een gewezen kameraad van hem.
Even was 't of de ander hem zou her
kennen, maar hij gaf 't merkte
Kees best op. De vergrijsde kerel
met de vale wangen had niets meer
in zijn uiterlijk van den frisschen
vroolijken man, die achttien maanden
geleden uit de maatschappij verwijderd
was.
Kees Santman zat in het Bierhuisje
na te denken. Hij verlangde met hun
kerende smachting naar zijn huisje.
En dacht aan wat daar alzoo ver
anderd zou zijn. Moeder was dood.
Hij zag voor zich het oude, knarsende
rieten stoeltje, waarin opoe altijd aan
't raam zat, met de oude poes op
haar schoot en vlak bij het kanarie
kooitje. Dat alles was weg. Hij wist
't uit brieven van Koosje, zijn oudste
dochter. Eerst was opoe gestorven,
toen de poes, en eindelijk ook 't vo
geltje. Kees dacht aan 't kooitje,
dat-ie zelf geknutseld had op vrije
Zondag-ochtenden, in den tijd toen
alles nog gewoon was. Ali, zijn
vrouw, zorgde dan dat hij een mooi
brandschoon fijn gesteven overhemd
aan had.
En hij stak zijn lekkere Zondagsche
sigaar van vier om de tien liefst
aan. En dan keek Koosje met eer
biedig-bewonderende oogen naar het
kunststuk, dat vader aan 't knutselen
was. 't Werd een prachtkooi: met een
rots met een schommel, waar Piet
door vliegen kon. Hij had 't prachtig
opgeschilderd en zelfs Ali kon er met
echte bewondering naar kijken.
(Wordt vervolgd).