NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. EENE MÉSAILLIANCE No. 54. Zaterdag 3 Augustus 1318. 47e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. OUD WORDEN, JONG BLIJVEN. Hoe de Burcht van den Oorlog werd genomen FE'CTIZ-.Z-.E'T'OJSr. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag. Tijdelijk slechts Zaterdags. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telepboonn. 69. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.90; iedere reg9l meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Victor Hugo heeft een omvang rijk gedicht geschreven over «de kunst om grootvader te zijn". Er bestaat ook een «Kunst om oud te worden", die we met een paar regels eenvoudig proza evpn in het licht willen stellen. Vooreerst, laten we bedenken dat de jeugd de toekomst heeft. Wij ouderen, wij moeten afnemen, zij moeten groeien. Meenen we, in onze eigenliefde, dat niemand ons waardiglijk zal kunnen ver vangen als wij er eenmaal niet meer zullen zijn, dat is een dwaze waan; die na ons komen zullen werk beter moeten verrichten dan wij kunnen leveren en het is onze plicht te zorgen, dat zij daartoe in staat zullen wezen. Het vol gende geslacht moet op onze schou ders staan en als het noodig is, laten wij dan niet aarzelen een weinig voorover te bukken om dat mogelijk te maken. Ten tweede vergeten wij niet, dat wij onze waardigheid te hand haven hebben. Het is een niet zeldzaam verschijnsel, dat de ouder dom komt, niet alleen met licha melijke gebreken, maar ook met zedelijke toenemende zelfzucht, wassende ijdelheid. De jeugd met haar gelukkig nog frisch idealisme kan zich daarmede niet vereenigen, zij beschouwt dit met zeker mede lijden. En dat is voor de achting een groot gevaar. Wij, we hebben illusiën zien verdwijnen; maar is het mannelijk daarover te klagen? Moet niet ieder mensch die phasen doorloopen, als een noodzakelijke opleidingsschool en hebben wij er geen genot van gehad zoolang we ze nog koesterden? Zijn ze weg, dan hebben ze toch haar uitwer king niet gemist; zij hebben bij gedragen om van ons te maken wat we zijn. Niets is treuriger, dan een oude van dagen, die mur mureert dat het leven hem niet geschonken heelt wat hij als jonge ling daarvan verwachtte en in zijn ondankbaarheid geen oog heeft, voor wat het hem in werkelijkheid gaf. Daar zijn er die met verbit tering hun laatste levensjaren door kruipen, een last voor zichzelven en hun gelijken, een voorwerp van spot, van ergernis of van deernis voor de jeugd. Ten derde, laten wij werken zoolang we krachten hebben, maar toch niet ons hardnekkig vast klemmen aan onze plaats. Ook de jongeren moeten door de wereld. Ipdien de omstandigheden ons nood zaken tot de laatste ure voor ons levensonderhoud te zorgen, dan houdt alles op; doch er zijn ook velen, die een onbekommerden toekomst zouden hebben, ook al maakten zij ruimte voor anderen. Er is een tijd van komen en van heengaan en dat afstand doen be hoeft niet een begin te zijn van een vervelend niets doen. Wij zouden namen kunnen noemen van verdienstelijke mannen, die, na hun gewonen werkkring te hebben verlaten, zich verder gewijd heb ben aan maatschappelijken en philantropischen arbeid, waardoor hun laatste levensjaren minstens even goed gebruikt werden, al waren zij dan niet meer produc tief in de gewone beteekenis die men aan dit woord hecht, als die van hun druksten arbeid. Daar mede ontgaan zij ook het pijnlijk gevoel, dat hun heengaan uit het leven door een ander met blijd- I schap wordt vernomen. Eindelijk, laten wij, ouder wor dende, jong blijven. Niet door de allures van een jongeling aan te nemen, die bij iemand met grijze haren zoo bespottelijk staan, of hartstochten te prikkelen die haar invloed verloren moeten hebben als de tijd daartoe gekomen is. Maar door mee te leven in de idealen der jeugd, mee te werken aan den vooruitgang, belangstel ling aan te kweeken voor hetgeen de jongeren met geestdrift ver vult. Al weten wij bijna zeker dat wij de vruchten niet zullen pluk ken, laten wij voortgaan met hoo rnen te planten. Zonder als voor beeld te poseeren, zijn wij dan toch de leidslieden en al dringen wij ons advies niet op, toch zal de jeugd in onze handelingen reden vinden om het te winnen. Geen heerlijker licht op de laatste kilo meters van onze baan, dan frisch- heid van geest, en deze te behou den hangt voor een groot deel van onszelven af. Door de Nederl. Anti-Oorlog Raad wordt op groote schaal een plaat verspreid, geteekend door A. M. Lugt te 's-Gravenhage. De bedoeling der plaat, die tot titel draagt: is de volgende: Eeuwen lang had bij daar gestaan, die sombere reusachtige Burcht, op' de onbereikbare hoogte als een don derwolk aan den horizont. Zijn zwarte schaduw verduisterde 't licht van den hemel; 't was als hadden de zonne stralen geen macht over hem. De vogels schuwden zijn muren en tinnen, de vlinders dartelden nooit om de hoekige torens. Doodstil scheen 't gewoonlijk om en in den Burcht. Maar nu en dan hoorde men daarbinnen angstig roe pen, gevolgd door felle donderslagen. Bliksemschichten schoten dan van de daken en uit de schietgaten in de muren, en luid gejammer vulde de lucht. Dan daalde rouw over de landen de mannen kregen een barden, wree- den trek om den mond. En zij trok ken op naar den Burcht. De vrouwen slopen bleek en zwijgend rond of schreiden luid, en de kinderen ver borgen zich schuw aan moeders schoot. En als dat alles verstomde, kwam weer die drukkende, doodsche stilte. De menschen staken eindelijk de hoofden bijeen en zeiden »Wij willen niet langer zoo leven Wij haten dien Burcht en we vloeken zijn machl. We willen onze wapens niet langer in zijn dienst gebruiken. Laat ons onze zwaarden scherpen, onze pijlen slijpen en optrekken tegen dieduivelsche macht. Laat ons den Burcht van den Oorlog be st o r m o n I" Dat was in den herfst. Zij riepen de krijgers bijeen. En allen sloegen met de zwaarden op de schilden en jubelden luid. En weldra stonden ze gereed met bogen en pijlen, met lansen en spe ren en zwaarden, in glinsterende wa penrusting en met blinkende schilden. En hun oproep klonk over de ge- heele wereld: «Laat ons den Burcht van den Oorlog be stormen!'' Van alle zijden stroomden de krij gers samen, door bosschen, over ber gen, langs velden en over rivieren. En in den avond stond een onafzien bare schare aan den voet van den hoogen berg, die op zijn top deD Burcht van den Oorlog droeg. Zwak stak bij af tegen den ster renhemel. De nacht was stil en don ker. Dof gerommel en gedreun kwam uit de verte tot hen: een nieuwe uit barsting van ellende was nabij. En de woede van de krijgers steeg, en toen ze in slagorde waren opge steld en hun hoofdman een donderend: «Vooruit!1' liet hooren, stormden ze voort. Maar plotseling bleven ze staan en staarden naar 't bosch. 't Werd doodstil. Een blanke lichtschijn gloorde flauw in 't duister door de stammen en werd al sterker en sterker. Eindelijk stroomde een helle lichtgloed bun tegen, en een ridder met lang goud blond haar, gekleed in een fijn wit gewaad, op een wit paard met lange manen reed hen tegemoet. Hoog hief zijn rechterhand een zilveren schaal, waarboven een krans van schitterend licht zweefde. Toen hij dicht bij hen was, hield bij zijn paard iu. «Broeders," sprak bij, en zijn stem klonk helder en toch zacht als kwam ze van héél ver, «niet op deze wijze kunt ge den Burcht van den Oorlog nemen. Uit geweld wordt steeds weer geweld geboren. Stormt niet voort met lansen en speren vooruitgericht. Heft ze rustig omhoog, en neemt in de linkerhand een vlekkeloos schild. Laat uw vaandeldragers vooruit gaan, en schrijf op uw banieren de leuzen van recht en vrijheid, van zelfbe schikkingsrecht der volkeren, en van den Bond, die alle volkeren vereeni gen zal. Heft de banieren boog en volgt m ij Toen hei kenden zij hem. 'i Was de Ridder van den heiligen Graal. En ze werden diep ontroerd. Zwijgend gehoorzaamden zij. Ze maakten de ba nieren gereed en wreven zorgvuldig elke smet van hun schilden. En de Graalridder wendde zijn paard en reed langzaam voort. Allen volgden. De krijgers zagen zijn gestalte groot en hoog tegen den donkeren achter- giorid lichten, en de vlammen van den lichtkrans boveri de schaal wezen hun den weg. Bijna geluidloos gleed de stoet voort. 26) Hij was dan ook zeer verwonderd, een bezoek van de weduwe Saffier's advocaat te ontvangen. Filip die zijn vader niet had willen lastig vallen had Gerard opgedragen de vastgestelde uitkeering aan Saarlje te doen. Het was dan ook als Filip's vertegenwoordiger, dat hem door den rechtsgeleerde verzocht werd, den Heer van Hermelo mede te dealen, dat zijne vrouw een verzoek om scheiding van tafel en bed te verkrijgen, bij de recht bank had ingediend. Gerard schreef dientengevolge aan Filip om een vol macht ten einde hem te vertegen woordigen tevens zijne instructie» vragende, of hij met de scheiding ge noegen nam, en zoo ja, op welke voorwaarden hij namens hem toetreden mocht. Die mededeeling bevestigde Filip in de overtuiging dat Saartje hem nooit werkelijk bemind bad. Trouwens kon hij niet ontkennen, dat zijne begeerte zich aan haar te verbinden, evenmin op de groodslagen berust had, die een duurzaam, tegen beproevingen bestand echlelijkgel uk waar borgden. Had Saartje hem gevoelens ingeboezemd, zooals later Clara van Terlinden deed dan bad haar voorstel tot scheiding van tafel en bed, dat uit den aard der zaak tot eene geheele ontbinding van hun huwelijk moest leiden, hem diep gegriefd. Nu was hem het vooruitzicht, dat de band, die hem in de toekomst geen geluk meer kon aanbieden, ont knoopt zou worden, in geenen deele onwelkom. Filip liet de geldelijke schikkingen geheel over aan Gerard, die zijn best deed, die zoo weinig drukkend mogelijk te maken. Filip was met voorkennis en goedvinden van zijne vrouw, naar Zuid-Amerika vertrokken: bem was alzoo geen moedwillige verlating ten laste te leggen. Uit dien hoofde was zijne toestemming tot de scheiding noodig. De advocaat bracht de weduwe dan ook aan 't verstand, dat het zaak was, water bij haar wijn te doen, en niet in de boogeeischen die zij namens hare dochter voorstelde te volharden. Toch moest Filip een goed deel van zijne verdiensten, ter beschikking van zijn vrouw stellen. Met al dat been en weder schrijven ging een geruimen tijd voorbij. Aan zijne nieuwe betrekking was Filip inmiddels gewend geraakt, en voldeed hij zijne principalen goed. Inmiddels was Saarlje bij baar moe der in huis gebleven, nochtans niet op de wyze als voor haar huwelijk. Zij ging weder met hare voormalige vriendinnen om en trachtte zich zoo goed mogelgk te Utrecht te vermaken. XII. DE TERUGKOMST. Er waren reeds meerdere jaren voorbijgegaan, toen de brieven die hij gewoon was, regelmatig met iedere mail van zijn moeder te krijgen staak ten, en een kort schrijven van zijn vader hem bericht bracht, dat zij aan eene ziekte lijdende was, die volgens uitspraak van den geneeskundige nog een tijdlang sleepende blijven kon maar geen hoop op herstel overliet. Gaarne zou bij zijne moeder nog eens zien, en dat bij haar al drukte [zijn vader bem dien niet uit de wensch bestond, hem voor haar dood nog te kunnen omhelzen, leed bij hem geen twijfel. Ofschoon de afstand die hem van zijn vaderland scheidde groot was, bestond er bij de tegenwoordige mid delen van vervoer en aansluiting te water en te land, nauwelijks bezwaar wanneer men het geld en den tijd er voor beschikbaar heeft,h9teeDewereld deel met bet andere tijdelijk te ver wisselen. Filip's plan was dan ook spoedig vastgesteld, en zoodra hij met de noodige schikkingen om gedurende zijne afwezigheid, door een ander vervangen te worden, klaar was, ver trok bij naar Europa, waar bij zonder tegenspoed, te bestemder tijd aan landde. Een telegram uit Engeland, bij zijne aankomst aldaar afgezonden, bereidde zijne moeder op zijn komst voor. Hij had bet geluk haar iu betrekkelijk redelijken welstand aan te treflen. zoodat zij van zijn bijzijn genieten kon. Filip bad wel niet nagelaten bel handelshuis dat bij vertegenwoordigde, van zijn voorgenomen vertrek uit Buenos Ayres te verwittigen, meldende dat degeen die hem verving, hern ge- ruimen tijd als hulp ter zijde had gestaan en dus voldoende op de boogie der zaken was, om alle nadeelige ge volgen van zijne afwezigheid te voor komen. Maar de goedkeuring van zijne principalen niet afgewacht hebbende, lieten dezen niet na butme ontevreden heid te beluigen, en gingen zij zelfs zoo ver, hem de keus te laten, zijne betrekking op te geven, of binnen een bepaalden korten tijd, naar Zuid- Amerika terug te keeren. De toestand van mevrouw van Her melo verergerde wei voortdurend, maar het juiste oogenblik van haar einde was nog geenszins te bepalen. Haar het verdriet willende sparen, baar nogmaals te verlaten, kon bij niet in dte voorwaarden treden, en stelde hij dientengevolge zijoe betrekking ter beschikking van de firma die hij ver tegenwoordigde. Hij gaf eene goede betrekking op, maar kon het niet van zich verkrijgen, om van zijn moeder weg te gaan, nu haar einde naderde. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1918 | | pagina 1