NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad "jjÉT
voor de Provincie Utrecht. m
EENE MESAILLIANCE.
No. 58.
Zaterdag 31 Augustus 1318.
47e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
EEN MODEL.
DE OORLOG.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afzonderlijke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag.
Tijdelijk slechts Zaterdags.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Burean: Langestraat 71. Telephoonn. 60.
AB VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.90; iedere regel meer 15 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Om een goed stuk werk te
kunnen leveren, hebben we een
model noodig. Slechts genieën
kunnen oorspronkelijk zijn,
iets geven, wat alleen uit hen-
zelven voortkomt en wij kennen
wel eenige namen van voorgan
gers op het gebied van kunst of
wetenschap, wij kennen er
ook op dat van de zedelijke ont
wikkeling. Wij, gewone menschen,
vangen hier en daar de trekken
op, die ons navolgingswaard toe
schijnen zij zijn de bouwstoffen
voor den te verrichten arbeid,
zij vormen te zamen het beeld,
naar hetwelk wij ons werk willen
inrichten.
Dat beeld is voor. ons het
ideaal.
Een vrucht van den zoekenden
en denkenden geestEen
voorstelling, ons steeds vooruit-
zwevende, van hetgeen wij zijn
kunnen en worden moeten. Men
spreekt weieens van onbereik
bare idealen en meent zelfs, dat
zij deze eigenschap noodwendig
moeten bezitten. Dat is misschien
slechts ten deele juist. Er is geen
eisch, met betrekking tot ons
moreel bestaan, waar aan we niet
kunnen voldoen; dat bewijst het
zelfverwijt, als wij bemerken er
beneden te zijn gebleven; en de
ideale mensch, die daar voor ons
oprijst als de vorm, dien wij
hebben aan te nemen, is niets
anders dan de belichaming van
hetgeen ons spiegelbeeld zou
wezen, als wij waren, zooals wij
wenschten te zijn. Maar de zaak
is, dat het ideaal zich verplaatst;
als wij het zijn genaderd, heeft
het weer schooner gedaante ver
kregen, staat het weer wat ver
der van de werkelijkheid; wij
zijn beter geworden, maar tegelijk
ook hebben wij ontdekt, dat wij
oneindig verre zijn van de vol
maaktheid. Ons ideaal is de lieve
moeder, die ha^r kind loopen
leert, is de kleine vlak bij haar,
gereed om zich met een zege
vierenden uitroep in haar armen
te storten, dan is de goede leids
vrouw weer wat verder af gaan
staan om tot nieuwe krachtsin
spanning op te wekken. En zoo
streven wij het denkbeeldig model
van waarheid en schoonheid na,
om er hoe langer hoe meer op
te lijken, en in die toenemende
gelijkenis de bron te vinden van
het hoogste geluk.
We achten ons verplicht deze
opvatting bij voorbaat te ver
dedigen tegen tweeërlei critiek.
In de eerste plaats zal men
haar misschien egoïstisch noemen.
Hoe, de mensch zou alleen aan
zichzelven hebben te denken, eigen
volmaking te verheffen tot het
eenig levensdoel; alsof er geen
millioenen medemenschen waren,
om welke wij ons toch ook te
bekommeren hebben? Of is het
woord solidariteit misschien de
naam van een dwaalbegrip?
O neen, integendeel. Maar ver
geet niet, dat het onmogelijk is,
zichzelven tot een hooger peil te
verheffen, zonder een krachtigen
invloed ten goede uit te oefenen
op het lot en op het leven van
anderen. Voor eerst reeds wordt
het geheel sterker, als een der
deelen groeit in kracht, maar
bovendien geschiedt die verster
king door inwerking op dat ge
heel. Al onze handelingen werken
naar buiten, elk woord wordt
opgevat door de ooren en opge
nomen in de ziel van anderen
we leven slechts door invloed op
de omgeving en kunnen niets
doen zonder dat het een goede
of een slechte uitwerking heeft
op den kring, binnen welken wij
ons bewegen. Het ideaal is van
geen andere stof geweven dan die
menschenmin heet, en er kan geen
sprake zijn van eenige vorderingen
op den weg van de volmaking,
of de broederschap wordt er door
gebaat.
Ten tweede zal men hetgeen
wij beweerden, nogal optimistisch
vinden.
't Is zoo, wij kunnen nu een
maal niet anders dan ons voor
stellen, dat de menschheid voor
uitgaat en dat de enkele mensch
het zelfbewust werktuig is van
dien vooruitgang. Al zou men
ons, met een nauwkeurigheid, die
alle gedachte aan vergissing uit
sluit, willen voorrekenen, dat
tegenover een enkele, die aan zijn
roeping voldoet, er duizenden
staan, die er zelfs niet aan den
ken een ideaal zich voor oogen
te stellen en na te volgenduizen
den, voor wie zinnelijke ge
nietingen het hoogste is, dat zij
verlangen; duizenden nog daarbij,
die moedwillig den verkeerden
weg uitgaan en alles doen, wat
zij kunnen, om het algemeen zede
lijk peil te verlagen, dan nog
zouden we volhouden, dat die
enkelen en niet die duizenden, de
vertegenwoordigers zijn van het
menschelijk geslacht en in hun
persoonlijkheid de toekomst af-
teekenen. Bij al wat hier beneden
onvast is en twijfelachtig, staat
toch dit onomstootelijk en als op
een rots: het goede, dat wij aan-
kweeken, gaat niet verloren: het
is het zaad, nedergedaald in
vruchtbare aarde, en dat zijn
oogst zal leveren, tot in het on
eindige.
Honger in de Midden-Rijken.
Dr. Ehrensperger, een bankier te
Züricb, die onlangs een reis gemaakt
heeft door Oostenrijk, Duitschland en
Engeland, heeft in een interview met
een redacteur van de Daily Chronicle®
zijn reisindrukken meegedeeld »In
Oostenrijk is de toestand vreeselijk,®
zeide bij. »Te Weenen schijnt men
brood te bakken van alles, behalve van
graan en bet is dan ook oneetbaar.
Leer is er niet en ik ken menschen,
die thuis moeten blijven, omdat zij
barrevoets zjjn. Laarzen en schoenen
zijn voor geen geld te krijgen, evenmin
ais thee, koffie en andere koloniale
waren. In Duitschland is het niet zoo
erg als in Oostenrijk, maar in de
fabriekssteden heerscht daar ook ge
brek. De arbeiders bebben de afge-
loopen 6 maanden geheel op rapen en
aardappelen moeten leven. De kleeding
is streng gerantsoeneerd en men kan
geen pak koopen, of men moet een
kaart hebben, die niet wordt afgegeven,
voordat uw kleerkast nauwkeurig is
nagekeken. Ondergoed is niet te krijgen.
De toestand in Engeland daarentegen
is er geheel op berekend om den neu
tralen vreemdeling verstomd te doen
staan. Daar is van alles volop.
Oostenrijk wordt voortgedreven
onder den druk van den Duitschen
invloed. De Duitscbers gelooven nog,
dat de oorlog niet veel langer meer zal
duren. Men moet daarbij bedenken, dat
de pers van bet gebeele land in de
macht der regeoring is en alleen die
berichten kan geven welke de overheid
naar den zin zijn. Zoo vertellen de
bladen dag in dag uit, dat de over
winning nabij is. Wanneer eindelijk de
waarheid zal doorbreken, zal men daar
een vreeselijke revolutie zien.«
Wat de Zwitsersche bankier vertelde
vindt, voor hetgeen Oostenrijk betreft,
een bevestiging in hetgeen de Oosten-
rijksche arbeiders zelf verklaarden op
een bijeenkomst van afgevaardigden
der vakvereenigingen uit bet gebeele
rijk, te Weenen gehouden. Zij noemden
den toestand absoluut onhoudbaar. In
sommige provincies sterft de bevolking
letterlijk van bonger. De sterfte is
enorm toegenomen, epidemieën sleepen
duizenden ten grave. Te Gratz heeft de
bevolking in geen 3 weken aardappelen
gezien en krijgt zij slechts een half
rantsoen brood. Te Teplitz moeten
kinderen van 0 tot 10 jaar des nacbts
in de glasblazerijen gaan werken om
bun ouders da middelen te verschaffen
om aan den kost te komen. Ook onder
die kinderen heerscht veel sterfte. De
afgevaardigde nit Innsbrück zeide op
dreigenden toon, dat, tegenover de
onmacht der regeering om de voedings
kwestie op te losseo, de arbeiders zich
zelf maar de middelen moeten ver
schaffen om aan bet lijden van den
honger te ontkomen.
Een manifest der onafhankelijke
socialisten in Duitschland.
Een exemplaar van bet manifest
der onafhankelijke Duitsche socialis
ten bij bet begin van het vijfde oor
logsjaar, waarvan de openbaarmaking
in Duitschland is verboden, is in
Zwitserland ontvangen. Daarin komen
de volgende zinsneden voor
»De politiek van geweld, door
Duitschland gevoerd in zijn buiten-
landsche betrekkingen, vindt een waar-
digen tegenhanger in de reactionnaire
binnenlandscbe politiek. Het verplet
terend gewicht van den staat van
beleg drukt bet Duitscbe volk meer
dan ooit neer. Het vrije woord wordt
onderdrukt. De arbeidersklasse wordt
als slaven behandeld. Alle wapens
van een brutaal militair dictatoraat
worden gebezigd tegen hen, die trouw
30)
Hij werd niet in zijn hoop teleur
gesteld. Inderdaad kwamen Clara
en baar echtgenoot, wederom tegen
over hen zitten. Nu echter werd bij
ook door baar gezien, daar bij, om
haar beter te kunnen aanschouwen,
langzamerhand zooveel vooruit was
gekomen, dat bij uit de duisternis
die achter in de loge beerschte, te
voorschijn kwam. Haar plotseling af
wisselend blozen en verbleeken,
strekten hem tot teeken herkend te
zijn geworden. Clara gevoelde dat
haar voornemen, Filip uit haar hart
te verbannen, moeilijker ging, dan
zij zich had voorgesteld, en had zij
al haar wilskracht noodig om den
blik van hem af te keeren. Ware het
niet, ter wille van haar man, voor
wieu de schouwburg een groot ge
noegen was, dan had zij allicht een
voorwendsel gezocht, om vóór het
einde der voorstelling te vertrekken,
want zij erkende innerlijk, dat de
tegenwoordigheid van Filip, ge
voelens verlevendigde, die zij als vrouw
van een ander, voor ongeoorloofd
houden moest. Dat aanhoudend naar
haar zien, gaf haar de overtuiging,
dat hij haar nog steeds beminde, en
wat zij in haar eigen gemoed waar
nam, strekte tot verontschuldiging
van hem. Was zjj niet bij machte
de liefde met eennGa van mij,
Satante verbannen, kon zij het
hem dan wel als eene misdaad toe
rekenen, dat het hart zich tot eene
andere neigde, dan tot baar wien hij
zijne hand geschonken had?
Vervuld met den indruk van bet
wederzien, kon zij, niettegenstaande
bet verzet van haar plichtsgevoel,
zich de gedachte aan Filip niet uit
het hoofd zetten. Zijn beeld ver
scheen dan ook in droomen, die de
fantasie zoo liefelijk maakte, dat zij
met verdubbelde weemoed, tot de
werkelijkheid ontwaakte.
Het was in 't begin van 't 6peel-
saisoeD, dat Filip die ontdekking deed.
De heer van Asperen kon, wegens
den staat van zijne gezondheid van
weinig andere genoegens gebruik
maken. Het loopen en staan kostte
hem moeite, en bet régime dat hem
voorgeschreven was geworden, was
zoo streng sober, dat het bijwoneo
van een maaltijd, maar mondtergiDg
wezen zou. Er giQg bijgevolg bijkans
geene voorstelling voorbij, of de twee
plaatsen in de bewuste loge, werden
door hem en zijne vrouw ingenomen.
Daar het tot de zeldzaamheden be
hoorde, dat Saartje of verhinderd
werd, of er geen lust in had, ont
moetten Filip en Clara elkander
telkens, en gebeurde bet niet zelden,
dat beide echtparen, zich tegelijker
tijd aan den uitgang van den schouw
burg bevonden. Daar Filip zich tot
een groet bepaalde, maakte Saartje
geen aanmerking op de bekendheid
die hij met mevrouw van Asperen
had. Ook was zij te veel met zich-
zelve vervuld, om als zij mooi aan
gekleed was, op anderen te letten
die het niet waren.
Zekeren avond dat zij elkander
weder bij den uitgang ontmoetten,
maakte Saartje, wegens de koude,
zulk een haast om in de voor haar
gereedstaande vigilante te gaan, dat
zij zich met verontachtzaming van
alle betamelijkheid, door de wachtende
opei abezoekers een weg zocht te
banen. Zij drong ieder die baar tot
belemmering was op zjjde. Daaronder
behoorden de beer en mevrouw van
Asperen, die te zamen, van Asperen
op Clara leunende, langzaam voort
gingen. De onverwachte stoot die hen
naar voren drong, deed beiden strui
kelen en de heer van Asperen ver
loor in zijne poging om zijne vrouw
haar evenwicht te doen behouden,
het zijne. Hij viel voorover en daar
juist de vigilante, waarvan de koetsier
zijn wenk gezien had, kwam aan
rijden, schoot de tjjd te kort, om te
beletten, 't zij door bet paard in te
houden, 't zij door hem op te helpen,
dat het wiel van Asperen over de
beenen reed.
Filip was de eerste om hulp te
verleenen. een daad van menschelijk-
heid, die hem door Saaitje ten
hoogste misduid werd, omdat hij
haar een geruimen tijd in de koude
en onbeschermd bad laten staan.
Weldra waren ook anderen te hulp
gekomen, en werd bij naar zijn bótel
vervoerd.
De leeftijd en de slechte gezond
heidstoestand van den beer van
Asperen, maakten dat het accident
de noodlottigste gevolgen hebben
kon. De goede heel- en geneeskun
dige hulp, waar aan het hem niet
ontbrak, en de voortreffelijke wijze,
waarop hij door zijne vrouw ver
pleegd werd, bleken niet te baten.
De toestand verergerde spoedig, en
na een, hoewel niet langdurig, daarom
toch niet minder smartelijk lijden,
bezweek hij. Zijn lijk door zijne
weduwe begeleid, werd naar hun
landgoed vervoerd, en aldaar in 't
familiegraf bijgezet.
Aanleiding zou er voor Filip niet
bestaan hebben, den dood van een
man, die hem persoonlijk vreemd en
onverschillig was te betreuren, ware
het niet bet bewustzijn, dat de ruw
heid van zijne vrouw, de eerste oor
zaak er van geweest was. Hij kon
dan ook niet nalaten, Saartje daarvan
een verwijt te maken.
(Wordt vervolgd.)