NIEUWE HÉf Nieuws- en Advertentieblad "JÉf voor de Provincie Utrecht. No. 33 Zaterdag 2 Augustus 1919. 48e jaargang. VERSCHIJNT WftENSRAG EN ZATERDAG. Droefgeestigheid. BINNENLAND. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1. Franco per post door het geheele Kijk 1.15. Afxonderlij ke Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag. Tijdelijk slechte Zaterdags. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 60. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.90;-iedere regel meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Onder droefgeestigheid verstaan wij een drukkende en verlammende kwaal, die, waar zij zich aanhou dend en in sterke mate doet ge voelen, met den levenslust ook de levenskracht ondermijnt. Waar het toch aan blijmoedigheid ontbreekt, hoe zou er moed en geestdrift ge vonden worden? En zonder deze is geen kloek en volhardend streven bestaanbaar. Maar bedenken wij wel genoeg, dat die droefgeestig heid zelve reeds een ziektever schijnsel is, dat zij wijst op een dieper schuilend kwaad, waaruit zij voortvloeit? Er zijn weliswaar menschen, wier sombere stemming geheel of merendeels aan lichamelijke stoor nis moet worden toegeschreven, maar dit daargelaten, bestaat er ook niet een mismoedigheid, die, ook bij lichamelijken welstand, een nevel werpt over veler gemoed en zich afspiegelt op hun gelaat? Wat is het, dat ons ontstemt en ons droevig doet zien?'■Ver schillende oorzaken kunnen hier samenwerken. Een der voornaamste bronnen onzer meest gewone droefenissen is onze aardsgezindheid, ons over wegend hangen en hechten aan hetgeen voor oogen en voor han den is. Al weten wij, al stemmen wij toe, dat het aardsche altijd ondergeschikt en dienstbaar moet zijn aan ons geestelijk heil, wij zijn vaak traag en onleerzaam, waar het er op aan komt ons waarlijk door die overtuiging te laten bezielen en leiden. Wan neer zullen wij er toch wel en diep van doordrongen worden, dat wij hier zijn, niet om te genieten en in het vergankelijke vrede en voldoening te vinden, neenmaar om te strijden en strijdende in te gaan in de waarachtige rust; om zoo wel door hetgeen ons ten deel valt als door hetgeen ons onthou den wordt, zoowel door lief als door leed, en door het laatste niet het minst, te worden ingewijd in het hoogere, in het waarachtige leven! Zoo lang en zoo vaak wij dat niet willen, dat niet van gan- scher harte beoogen en zoeken, kan niet anders dan gedurige te leurstelling ons deel zijn, kunnen wij niet anders dan troosteloos en moedeloos blijven staren, hetzij op hetgeen wij vaarwel moesten zeg gen, hetzij op hetgeen buiten ons bereik blijft. Een andere bron van droef geestigheid ligt in het zoeken van onszelven. Slechts op het eigene te zien, onszelven tot het doel en middelpunt te stellen van ons wen- schen en werken, ons leven en streven, wij zijn er maar al te zeer toe geneigd, en wij doen het zoo dikwijls ook, als wij het zeiven niet weten en het onszelven niet willen bekennen. Indien men van al de bittere tranen, van al de trooste- looze droefheid, die op naam eener innige, teedere, hartstochtelijke liefde worden gesteld, de ware bron kon peilen, hoe menigmaal zou de «schoone liefdenaam voor een gansch anderen moeten wijken Hoe menigeen, die bij een smarte lijk verlies de oogen niet kan af wenden van zijn gemis, er niet van te vertroosten is, er niet in kan leeren berusten waarom? Ja, juist omdat hij niet wil missen wat hem zoo streelend was en zoo waard en hem voor de toekomst nog zoo veel vreugde en steun scheen te betoven. Maar is dat nu liefde? Of komt het zien op het eigene alzoo niet al te duidelijk aan het licht? Voorzeker, ook de liefde heeft haar leed, haar smarten, soms zeer pijnlijke. Maar juist omdat zij liefde is, omdat zij zich- zelve niet zoekt, kan zij ook zich zelve vergeten, kan zij ook lijden en dulden, gelooven en hopen, en zal zij, waar haar een dierbare taak uit de hand wordt gerukt, dadelijk een andere gereed vinden en er zich getroost en blijmoedig aan wijden. Men moet hier echter niet alleen letten op de beproevingen, waarin smartelijke verliezen ons brengen. Ook in tal van andere, kleinere of althans minder in het oog vallende, ontbreekt of bezwijkt menigmaal de blijmoedigheid, om geen andere reden dan omdat de liefde, de zelf verloochening ontbreekt of tekort schiet. Men kan zich niet vinden in zijn kring en taak, men acht zich miskend of teruggezet, men vindt zich teleurgesteld in degenen, op wie men groote verwachtingen, ja, misschien bijna geheel zijn levensverwachting had gebouwd. En men verliest daarbij altijd meer den moed en den levenslust en acht zich gerechtigd tot een som beren blik op de wereld en de menschen. Wanneer onze blik beneveld is, zoo laat ons toch vooral niet ver geten te onderzoeken, hoe het met onze liefde is gesteld. Want waar lijk, indien de liefde, de onbaat zuchtige, wakkere, werkzame liefde menigvuldiger was, ook de blijd schap zou overvloediger wezen Toen H. M. de Koningin Zater dagmiddag na een kort bezoek aan Den Haag naar het boo terugkeerde, is tusscben De Bilt eu Huis Ter Heide een ongeluk gebeurd, doordat een karrevoerder, die achter zijn wagen liep en naar de kar wilde gaan, door de Koninklijke Auto werd aangereden en daarbij vrij ernstig werd gewond, daar zijn been was gebroken. Dadelijk werd de auto gestopt en stapte H. M. uit, terwijl een dokter, die juist op zijn fiets kwam aange reden, onmiddelijk de eerste bulp kon verleenen. H. M. bood Haar eigen auto aan om den gewonde naar een ziekenhuis te vervoeren maar de dokter vond hei beter een auto uit Utrecht te laten komen, die geheel voor het vervoer van zieken was ingericht waarop de Koninklijke auto met spoed naar de Bilt werd gezonden om de ziekenauto aan te vragen. H. M. bleef geruimen tijd op de plaats van liet ongeluk, overtuigde Zich persoonlijk, dat alle noodige maat regelen waren genomen, terwijl eerst daarna de reis naar het Loo werd vervolgd. De karrevoerijer is in de kliniek te Utrecht opgenomen. De Koningin-Moeder heeft Maan dag aan het monument van Christoffel Pullmann, nabij 't paleis Soestdijk, eeu fraaien krans van groen en levende bloemen laten hechten. Nederland en België! De Antwerpscbe afdeeling van het Comité de politique nationale beeft een telegram gericht tot den president van de Commissie van Veertien te Parijs, waarin zij zegt, dat de bevol king van Antwerpen met spanning uitziet naar - bet berstel van bet eeuwenoude onrecht, dat tegen de Belgische natie is begaan, door de bepei kingen, aangebracht in de be- vaarbeid van de Schelde. Dat de mond van deze rivier een ander toebehoort kan slechts tot verdeeldheid leiden. Van bandelsstandpunt bezien moet België vrije rechten kunnen uitoefenen op bet loodswezeo. Het is noodig dat één enkele eigefiaar, en wel degene, die belang beeft bij de bandbaviDg van den doortocht, de noodzakelijke werkzaamheden kan verordenen. België eisebt een rechtstreekscben uitgang naar de zee door een weg, waarover bet uitsluitende souvereiniteit kan uit oefenen. Het eisebt eveneens bet her stel van bet vergrijp tegen bet volken recht, dat te zynen nadeele in 1839 is gepleegd. De verbinding van de haven van Antwerpen met de bekkens van Luik, Namen en Charleroi ver- eisebt bet bezit van de Maas en de enclave van Maastricht. Hbl. De Regeering en de Rijkeambtenaren. Door den tijdelijken voorzitter van den Ministerraad zal een circulaire worden gericht tot de hoofden van takken van Rijksdienst, waarin naar aanleiding van meer of minder be dekte bedreigingen met werkstaking wanneer niet aan alle Rijksambtenaren van 1 Juli af salarisverbooging wordt gegeven, wordt opgemerkt, dat dit verlangen voor verwezenlijking niet vatbaar is, omdat de salariscommissie met het ontwerpen van een regeling voor de ambtenaren in bet algemeen nog niet gereed is. De Regeering wijst erop, dat staking bij een tak van Rijksdienst een vergrijp is tegen het algemeen belang, vooial in de pas begonnen vredesperiode. De Regeering is zicb volkomen be wust, dat de salarissen verbetering behoeven, doch wijst op den duurte- bijslag, bet premievrij salaris-minimum en op de verbetering voor ambtenaien ten plattelande, door een andeie klas- sen-indeeling der gemeenten. Onderzocht wordt of de financieele toestand toelaat Dog iets voor de ambtenaren te doen. De Regeering weDscht echter niet uit den weg te gaan voor een bedreiging mei slaking of voor verdere actie. Voortgezet of hernieuwd verblijf onder de wapenent Aan de bij de Landmacht dienende dienstplichtige manschappen, korpo raals' en bekieeders van boogeren rang die bebooren tot de militie, de land weer of den landstorm, wordt na 1 September a.s. als regel geen ver gunning verleend tot voortgezet of hernieuwd verblijf bij den troep, na den datum, waarop zij aanspraak hebben verkregen op onbepaald (klein) verlof. Dienstplichtigen, die op I September a.s.' reeds aanspraak heb ben op genoemd verlof, doch niettemin dan nog bij den troep aanwezig zijn, worden op dezen datum huiswaarts gezonden. Als uilzondering op den hiervoren vermelden regel kan door de daartoe bevoegde militaire autoriteit: a. voortgezet of hernieuwd verblijf bij den troep, na den datum, waarop aanspraak is verkregen op onbepaald (klein) verlof, wordeD toegestaan aan dienstplichtigen, te wier aanzien de belangen van den dienst bet verleenen van zoodanige toestemming noodza kelijk makeneu b. toestemming tot voortgezet ver blijf bij den troep, als onder a be doeld, worden verleend aan dienst plichtigen, die ziek zyn en wier toestand bet raadzaam doet zijn, ben voorloopig nog niet huiswaarts te zenden. Centrale Commissie voor uitzending van Nederlandsche kinderen naar buiten. In 1918 werden door onze Com missie 4000 stadskinderen in gezinnen op bet platteland geplaatst. De uitslag van deze, voor ons land, nieuwe wijze om de levensomstandig heden v8d hêt opgroeiend geslacht te verbeteren was. zoowel lichamelijk als geestelijk, blijkens de ingekomen be richten zeer verblijdend. «Oude menscbjes gingen uitv, schreef men ons, «opgewekte, blozende kin deren keerden na zes weken of langer terug®. Wij besloten daarom voort te gaan met onzen arbeid en konden dit jaar reeds ruim 1000 kinderen uitzenden. Meer en meer ervaren wij evenwel, dat de behoefte aan uitzending ont stellend groot is. Uitbreiding van ons werk is dringend noodzakelijk, maar om daartoe te geraken moeten wij besciykken over meer geld en over meer gezinnen ten platteland*, die zooveel mogelijk belangeloos beieid zijn kinderen op te nemen. Daar bet gaat om eer, arbeid, die van groote beteekenis voor ons volk is, meenen wij opnieuw tot onze land- genooten bet verzoek te mogen uebten, dat de stedelingen ons zullen bijstaan om te kunnen voorzien in de onkosten voor reisgeld, uitrusting en zooveel meer, en de bewoners van het platte land om de stadskinderen te huisvesten I In onze Centrale Commissie zijn vertegenwoordigd zooveel mogelijk alle politieke en religieuse richtingen, en baar leden, mannen en vrouwen, zijn over alle provinciën vau ons land ver spreid zij is dus inderdaad een natio nale organisatie. Elders wordt sedert jaren op deze wijze bulp verleend aan bet kind uit de stedenNederland mag ten deze niet achterblijven! Geldelijke bijdragen worden gaarne ingewacht bij den penningmeester Mr. J. H. de Crane, Frankenslag 348 Den Haag of een der andere ondergetee- kendenopgaven voor gezinnen bij het Bureau der Centrale Commissie Frankenslag 83 Den Haag. Hel Dagelijkscb Bestuur der Centrale Commissie: Jhr. M. W. Roël, 's-Giaveubage, 1ste voorzitter. Dr. N. M. Josepbus Jitta, Utrecht, 2e voorzitter. Dr.C. Dekker, 's-Gravenbage, le secret. Kapelaan H. A. C. M. Wennen, Haarlem, 2e Secretaris. Mr. J. H. de Crane, 's-Gravenbage, Frankenslag 348, Penningmeester. Dr. J. J. Pigeaud, 's-Gravenbage. C. v. d. Voort v. Zijp, 's-Gravenbage. Jonkvrouwe H. J. v. Pantbaleon Ba ronesse v. Eek, 's-Gravenbage. H F. van Reysen Jr., Amsterdam. Jan A. v. Zutphen, Amsterdam. Brief van deti ex-kroonprins. De vroegere ordonnans-oflicier bij het oppercommando van het leger des kroonprinsen, overste Anker, .citeert in een brochure een brief van den balling van Wieringen, gedateerd 1 Mei 1919. «Ik vertrouw, dat mettertijd de tegen mij gerichte aanklachten vanzelf iu elkander zullen storten. Ik van mijn kant kan het niet over mij verkrijgen al te overhaast een rechtvaardiging te zoeken. Ik wil niet op de gebeur tenissen vooruit loopeo. Daarom heb ik ook alle voorstellen van uitgevers, die mijn oorlogsher inneringen wilden publiceeren, van de band gewezen. Ik trachtte steeds bet werkelijke leven te begrijpen, mij niet door de muren van de oude Pruisisscbe tra ditie, zonder mogelijkheid tot actie, te laten insluiten. Traditie is goed en heeft een booge waarde, maar de geest die daaiin woont moet bewaard blijven en scheppen. Ik ben ten slotte van bet tooneel der handelingen verdwenen, toen mijn persoon voor or>s diepbeproefie vader land een oorzaak van nog grootur verwikkelingen dreigde te woideri. Of ik goed daaraan gedaan beb

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1919 | | pagina 1