HIEUW E Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. I Aan onze Lezeressen.1 Meerslachtieheid. JVo. 14. Zaterdag 27 Maart 1920. 49e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG BINNENLAND. FEUILLETON. Het Doopsgeschenk. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlgk9 Nummers 5 Cent. Ingezonden stnkkenin te zenden uiterlijk Vrijdag. Tijdelijk slechte Zaterdags. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Laugestraat 77. Telephoonn. AO. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.90; iedere regel meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Nn mpt, li Af, n.n.ntii'AtrAndA vnovifl.ar Nu met het aanbrekende voorjaar de dames wederom moeten gaan zorgen voor nieuwe toiletjes voor zich zelf en de kinderen, vestigen wij er de aandacht onzer lezeressen op, dat bij onze administatie tegen goedkoopen prijs (.95 cent per 3 maanden f105 p. post) is verkrijgbaar gesteld HET NIEUWE MODEBLAD Dit modetijdschrift is ongetwijfeld het beste, dat in ons land verschijnt, het bevat het grootste aantal modellen voor Dames- en Kinderkleeding, nuttige en fraaie handwerken, onderkleeding enz., wordt practisch geredigeerd, heeft een gratis knippatronenbladen stelt van alle modellen geknipte patronen verkrijgbaar. Als een bijzondere aantrekkelijkheid voor dit jaar mogen wij er nog wel aan toevoegen, dat ook de abonné's op Het Nieuwe Modeblad kunnen mededingen naar de 3.000 GULDEN aan geldprijzen, welke gelijk onlangs o.m. in Het Nieuwe Modeblad is aan gekondigd op nader te vermelden voorwaarden zullen worden uitgeloofd. GRATIS BEWIJS tot deelneming wordt aan de nieuwe abonné's ten spoedigste toegezonden. Men zende onderstaand inteeken- biljet aan de administratie van ons blad, alwaar ook op aanvraag gratis proefnummer verkrijgbaar is. De Uitgevers. INTEEKEN BILJET. Ondergeteekende abonneert zich op Het Nieuwe Modeblad ('2e uitg.) a 95 ets. per kwartaal franco p. post fl.05 en verzoekt toezending van bet GRATIS BEWIJS tot deelneming aan de uitloving van 3000 GULDEN. Naam Adres Hoe menigmaal ziet men heden menschen wankelen en moedeloos stilstaan op den weg, dien zij gisteren nog vol lust en geestdrift ingeslagen haddenJa, het is iets anders, met opgetogenheid een taak te aanvaarden en iets anders er in moedig te volhardenen tot het laatste blijkt telkens meer vereischt te worden dan tot het eerste. Ook zij, die tot de goede en onberouwelijke keuze gekomen, daarbij den heiligen levenslust althans in beginsel leerden kennen, zien dien toch menigmaal op proe ven gesteld, waartegen hij niet bestand blijkt te zijn, op proeven, die althans tijdelijk al hun geest drift en blijdschap in neerslachtig heid ten onder doen gaan. Het spreekt vanzelf, dat de rechte levenslust niet bestaan kan, waar de echt-menschelijke roeping, waar het hoog en heerlijk doel des levens miskend of verloochend wordt en het bewijst niets tegen den eisch der blijmoedigheid, zoo min als voor het recht van haar tegendeel. Maar hoe nu, als wij niet meer in het zinnelijke en tijdelijke bleven hangen, wel hoo- ger gingen opzien, wel aanvingen ons in te spannen, te arbeiden, te strijden, wenschende niet slechts iets zoets te genieten, maar iets goeds te verrichten, iets voor anderen te zijn en te doen en als wij juist dan en daarbij moeten klagen: iWat geeft het ten slotte Is het niet alles zoo goed als vergeefsch? Ben en blijt ik niet met al mijn inspanning, zoo goed als overtollig?" Zeker, zoo kan het soms schijnen. Er zijn menschen, die een hart hebben te geven, maar die op het dorre en eenzame pad waarlangs zij geleid worden, niet weten aan wien of wat zij zich zullen wijden. Er zijn menschen, die zich gaven en hechtten aan een dierbaar voor werp hunner liefde en hunner zorgenmaar de dag komt, die op eens hun taak en hun troost, het middenpunt van hun leven en streven, van hen wegrukt. En wederom zijn er, ouders, die voor hun kind, vrienden, die voor hun vriend, meerderen, die voor hun minderen ernstig het goede be oogden en cr zich inspanning en opoffering voor getroostten; maar het hart dat zij zochten te winnen, blijft voor hen gesloten en telkens zien zij voor heilloozen invloed van elders den hunnen wijken en zwichten. En hoe veelvoudig zijn niet de ervaringen, van wie in wijderen kring, in maatschappij of staat, iets goeds zochten teweeg te brengen, er voor streden en ijverden, maar ten slotte al hun pogingen verijdeld, misschien met miskenning en ondank beloond zien. Schijnt het soms niet, als hadden dwaling en onrecht hier een voorecht van bestendigheid en voorspoed, dat men hun vruchteloos beproeft te betwisten? Schijnt het soms niet, als was, niet het licht i der waarheid en der gerechtigheid, maar de nevel van zins- en ziels- bedrog het element, waarop het meerendeel der menschen werd aangelegd? En waar nu die er varing wordt opgedaan, tot smarte lijke, bittere teleursteling voor wie toch aan de zaak en zegepraal der eerste zijn leven en zijn liefde, zijn beste en edelste krachten had gewijd, is het wonder, dat dit, indien het al niet naar het einde doet hunkeren, toch het leven en de levenstaak meer als een last dan als een lust doet gevoelen? Welnu, wanneer het gevaar van zulk een neerslachtig en mismoedig versagen ons bedreigt laat ons toch liever vragen of het goed, of het behoorlijk is, of het naar den eisch is van dat geloof, zonder hetwelk al het goede ons te veel is, maar in welks kracht wij ook het zwaarste vermogen. Wanneer wij mistroostig en vertwijfelende zijn onder een schijnbaar nutteloos aanzijn en vruchtelooze inspanning, is dit wel zeker in de eerste plaats hieraan te wijten, dat wij nog te veel bezig en vervuld zijn met onszelven en het onze, dat wij nog veel te veel gewicht hech ten aap onzen eigen persoon, nog veel te veel gehecht zijn aan zieke lijke en eigenzinnige wenschen, wier vervulling wij stellen boven het alleen wezenlijke doel. Al blijft de werkkring, dien ons hart zich had uitgezien, voor ons ge sloten, al wordt een taak, die ons bij uitnemendheid dierbaar was, ons uit de hand gerukt, al worden onze bedoehngen miskend en al heeft ons streven met een nog immer overmachtigen tegenstand te kampen, een ding moeten wij niet vergetenhet voornaamste is dat hetgeen wij deden en doen den weg mag helpen banen voor anderen, die gelukkiger zullen slagen. Indien er meer vertrouwen, meer waarachtige liefde in ons was, hoeveel minder zouden wij te strjjden hebben, met neerslach tigheid, met al hetgeen nu nog zoo vaak onzen levenslust onder mijnt en onzen moed verzwakt 1 Aan alle Vrienden van OrdeRtist en Veiligheid in Nederland. Het in het geheim en openlijke woelen van hen, die het wettig gezag in ons Vaderland misdadig onder mijnen, moede; verontwaardigd over het feit, dat een goed georganiseerde kleine groep communisten ongehinderd ijverig voort gaat de gemoederen eener onwetende massa met utopiën en door het voor spiegelen van een onbestaaiibaren heilstaat te vergiftigen, die massa om te koopen, met op verdachte wijze verkregen geld uit het bolsjewistisch buitenland, om haar te bewegen ook hier de Russische terreur met al haar verschrikkingen te doen uit breken; hebben eenige vrienden van Orde, Rust en Veiligheid te 's-Gravenhage zich vereenigd tot een voorloopig comité voor het oprichten van een goed georganiseerden „Nationale Bond tegen Revolutie." Deze Bond zal krachtig front maken nu liet nog tijd is tegen elke revolutionaire actie, onder welken naam en welke leuze ook: hij zal de Regecring onvoorwaarde lijk steunen in het uitoefenen van Ilaar Gezag, ook om, zoo noodig, naast de bestaande Vrijheid tot sta ken eveneens de Vrijheid tot arbei den te verzekeren en voortaan een terreur van stakers te voorkomen of te beletten; hij zal, bij voldoende uitbreiding en linaiicieele capaciteit, door populaire geschriften de massa naar waarheid inlichten omtrent het doel en de ge volgen van het communisme en bols jewisme, zooals Rusland dit op den huidigen dag leert. De „Nationale Bond tegen Revo lutie" vereenige daarom allen, die het Wettig Gezag willen steunen en daardoor Orde, Rust en Veiligheid binnen onze grenzen wenschen ge- 's Morgens vroeg, toen we nog aan de ontbijttafel zaten, kwam er een uitnoodiging van een vriend om een doopplechtigheid bij te wonen. Ik gaf het ding aan mijn vrouw. Dan zal ik mijn zijden japon maar aandoen, merkte mijn vrouw op. Wie zullen er dan nog meer komen? Nu de grootouders, de Hendrik- sen, de Molenboeken... En Louise heeft immers pas dat buitengewoon mooie toilet gekocht... Vooruit dan maar! Wat zullen we voor een cadeau koopen? Het moet natuurlijk iets van zilver zijn. We moeten maar eens goed uitkijken. Ik weet waarachtig niet, wat men bij dergelijke gelegen heden pleegt te geven. Daar de doop al heel vlug zou plaats vinden, moesten we snel een besluit nemen. Ik zal wel eens kijken, zei mijn vrouw. Goed 1 antwoorde ik. 's Middags kwam mijn vrouw na haar wandeling in de stad terug. Ze had iels gezien. De juwelier had prachtige voorwerpen. Hij vond een i zilveren rammelaar met een ivoren bijtring er aan wel het meest ge schikte geschenk, of een servetring met een monogram erop of wel een heel couvert, vork, lepel en mes... Het kind heeft toch niets aan een mes en een vork 1 Neen, maar dat is toch goed goed voor later! Bovendien was er nog een zilveren pap-schrappertje bij. Dat pap-schrappertje stelde me eenigszins gerust. Ik kan me alleen heel moeielijk voorstellen, dat zoo'n kleine peuter erg veel beeft aan zilveren eetgerei. O hij heeft er vast pleizier van. Geloof dat maar gerust. Dan kon de keus vallen op een zilveren beker. Een zilveren drinkbeker! Hè, je bent erg vervelend van daag. Een doopsgeschenk is trouwens meer voor de ouders van bet kind dan voor den zuigeling zelf bestemd. Je moet Louise er eens even over telefoneeren, raadde ik aan. Nelly, zoo heet mijn wederhelft, telefoneerde. Lou'se wilde een servet ring geven. Marie gaf het eetgerei. Toen belden we nog een paar ken nissen op. Het resultaat was, dat drie verschillende menschen elk een ramme laar, vier anderen elk een servetring, weer een ander een zilveren penne- houder, anderen 'n gouden parapluie- knop, een eierdopje, een .papschrap- perije wilden geven. Wij komen ook steeds te laat, zuchtte Nelly. Als we eens een aardig jurkje gaven Als je zoo krenterig bent, ga ik e? vast niet heen. Misschien heeft de juwelier nog wel wat anders! Ja, hij had zeker nog wel wat anders, o a. een markiesring Wat moet zoo'n wurm daar nu mee doen Och, die is natuurlijk niet voor het kind! Je gunt me nog niet eens het kleinste plezier. O, waait de wind uit dien hoek? Maar jij hebt toch een mooien mar kiesring I Hé, dat ding bevalt me heele- maal niet. Ik heb trouwens maar even naar den ring gekeken. Ik baalde ruimer adem. We gingen naar den juwelier toe. Hij boog glimlachend en liet ons allerlei ringen zien. We komen hier toch om een doopsgeschenk te zien? Zeker. Mag ik u er enkele laten zien? En hij toonde ons een zilveren rammelaar: prijs vijftien gulden, een zilveren beker, van binnen verguld, prijs vijftig gulden, een papscbrap- perije, twaalf en een halve gulden, als je blieft, erg goedkoop niet Nelly keek eens ter zijde naar de ringen. Een half uurtje later waren we klaar, we waren het er over eens geworden niets uit te kiezen. Ik dacht ineens aan den pennehouder en stelde voor een zilveren potlood te nemen. De juwelier lachte. Mijn vrouw stootte mij aan. Ik zweeg. Wo be loofden terug te zullen komen en vertrokken. Nelly wisselde nog enkele woorden met den juwelier en zeide: U zendt ons wel een zichtzen- ding, nietwaar? Zeker, mevrouw. Heb je dien kleinen, prachtigen ring gezien met den paarl in bet midden? Wat goedkoop, zoo goed als cadeau,zeg, maar achthonderd gulden! Ik had de paarl niet gezien. Maar, kindlief, je krijgt later weieens een smaragd van mij. O! Smaragden zijn juist zoo erg in trek. Zoo I Den volgenden morgen. En wat geven we nu Misschien nemen we toch maar een pap-scbrappertje. Ik kan wel eens een anderen juwelier opbellen Ze deed het. Deze juwelier kwam zelf en bracht een klein leeren handtaschje mede. Hij scheen goed te weten, wat van noode was. Steeds legde hij nieuwe voorwerpen voor ons op tafel. We bekeken ze en legden ze ter zijde. Ja, het is moeilijk een keuze te doen 1 zei hij, en hier Op een lluweelen kussentje lagen een aantal smaragden te schitteren. Dat zijn nu smaragden, zie je, zei Nelly tegen mij. Mogen wij ze eens goed be kijken, zonder vyplicliting natuurlijk, merkte ik tegen den juwelier op. Slot volgt/.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 1