HIE UWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 17. Zaterdag 17 April 1920. 49e jaargang. 3.000 GULDEN ONDANKBAARHEID. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG BUITENLAND. FEUILLETON. AFSCHEID. Amersfaortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlijks Nnmmers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag. Tijdelijk slechts Zaterdags. Uitgever 6J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephooun. 00. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.90; iedere reg9l meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsrnimte. Wij vestigen er hier nogmaals de aandacht op, dat ook de abonné's op HET NIEUWE MODEBLAD (het beate, en goedkoopste Modetijdschrift) kunnen mededingen naar de 3.000 GULDEN aan geldprijzen welke gelijk onlangs o.m. in Het Nieuwe Modeblad is aangekondigd op nader te vermelden voorwaarden zullen worden uitgeloofd. GRATIS BEWIJS tot deelneming wordt aan de nieuwe abonné's ten spoedigste toegezonden. Men zende onderstaand inteeken- biljet aan de administratie van ons blad, alwaar ook op aanvraag gratis proefnummer verkrijgbaar is. De Uitgever. INTEEKEN BILJET. Ondergeteekende abonneert zich op Het Nieuwe Modeblad (2e uitg.) h 95 ets. per kwartaal franco p. post fl.05 en verzoekt toezending van bet GRATIS BEWIJS tot deelneming aan de uitloving van 3000 G ULDEN. Naam: Adres: Onder al de klachten, die men zoo dikwijls over de verdorvenheid van dit geslacht hoort opgaan, is er misschien niet een die algemeener vernomen en met hartelijker wel gemeendheid ontboezemd wordt, dan de klacht over de steeds toe nemende ondankbaarheid der men- schen. Zij, die tot de bewonderaars van het verleden en tot de be- rispers van het heden in dén ge- bruikelijken zin kunnen gerekend worden, noemen de ondankbaar heid een van de droevigste ver schijnselen, waaraan men het zedelijk verval der hedendaagsche maatschappij bespeuren kan. De menschen willen niet eens meer »dankje« zeggen als men hen soms met de grootste opoffering heeft voortgeholpen. Zij vragen niet meer, zij eischen slechts Zóó bru taal en trotsch en gevoelloos is het volk van dezen tijd geworden, dat men al bijzonder tevreden moet zijn, als iemand terloops een woordje van welgemeende erken telijkheid jegens u op zijn lippen neemt of op straat zijn hoed voor u licht, nadat gij hem, als een verlegen man, die in de deernis waardigste omstandigheden ver keerde, met weldaden hebt over laden. Aldus hoort mer. gedurig spre ken in verschillende klassen onzer samenleving. En niet weinigen worden verdrietig en troosteloos bij dit somber overpeinzen. Hun geestdrift verdooft en hun blij moedigheid, waarmee zij voorheen hun stoffelijke en geestelijke gaven op het altaar der liefde neder- legden, ontaardt in koude onver schilligheid voor de nooden hunner medemenschen. Ondervindt men niet gedurig, dat er tevergeefs een beroep wordt gedaan op iemands beurs, geestesontwikkeling of ze delijken steun? Waarlijk, zeer velen halen gansch ontmoedigd de schouders op, wanneer gij hen met vriendelijken drang uitnoodigt de handen ineen te slaan tot le niging van allerlei droevige levens rampen, tot verhooging van het verstandelijk peil der volks, tot vrijmaking dergenen, die door de macht van het zedelijk kwaad als slaven worden voortgedreven naar den afgrond van het diepste on- geluk. Deze moedeloozen zijn ook het «goed doemr moede geworden. Zij hebben er genoeg en meer dan genoeg van. De menschen zoo klagen ze ai weer, zijn immers slechts bij uitzondering tevreden. Nooit is het eens goed. En als men zich werkelijk voorbeeldeloos heeft uitgesloofd, om het met geest drift aanvaarde liefdewerk zoo rechtvaardig en doelmatig mogelijk ten einde te brengen, dan maakt men nog kwade vrienden op den koop toe. Ja, ondank, niets dan ondank is het loon, dat iemand, die nog een hart voor zijn naaste en voor het goede heeft, op deze zelfzuchtige wereld pleegt te oog sten. Dat zij, die zoo spreken, niet weinig ovenjlryven, lijdt geen twij fel. Het zou echter dwaas zijn, indien men niet rondweg wilde erkennen, dat het aantal ondank baren in de wereld zeer zeker vrij beduidend is. Doch, dit daargelaten, hoevelen beroepen zich op den kouden on dank der wereld, om zich een schild te smeden, waarachter zij hun traagheid, hun liefdeloosheid voor den mensch en de menschheid kunnen verbergen? Niets is ge makkelijker voor den egoïst dan zijn betere aandoeningen, die soms vluchtig in hem ontwaken, oogen- blikkelijk te smoren door de zelf zuchtige gedachte, dat de menschen allen gevoellooze wezens, ondank bare schepsels zijn. Hoevelen zijn er ook wier offervaardigheid en toewijdende liefde slechts op ydel heid rust! Is het niet een gemis van waren karakteradel wanneer men, bij eiken liefdedienst, op een zeker bedrag van huldebetoon pleegt te rekenen? En, komt het ook niet meermalen voor dat men schen zich als ondankharen voor doen, zonder het in hun hart, dus in de werkelijkheid te zijn? Doch de vraag, waar het hier bovenal op aankomt, is deze: uit welk beginsel handelen wij? Welke zijn de drijfveeren, die bij onze toewijding aan anderen in het spel zijn? Wanneer iedere weldaad die men verricht, slechts een middel is tot streeling der ijdelheid, een schild, dat een laf zelfbehagen verbergen moet, een masker, waar achter niet het vriendelijk oog van den edelen weldoener, maar veel eer 't overleg van den zelfzuch tige kan ontdekt worden, ja, dan vindt menigeen een bittere teleur stelling in 't vaak geringe hulde betoon, waarvan men zich zooveel zoets en streelends had voorgesteld. Wie niet om dank aanvangt, zal niet om ondank eindigen. Nooit onszelven, maar immer den mede- mensch bedoelende, zullen wij het kostelijkst loon in het verheffend en zegenend bewustzijn vinden, dat wij handelden zooals wij als als mensch schuldig waren te han delen. Volkenbond en Vredesverdrag. De Engelsche «League of Nations Union® beeft een brochure uitgegeven onder den titel van «Tbe Covenant explained,in het bijzonder bestemd «voor sprekers en studiekringen.a Vooraf gaat een inleiding van Prof. Gilbert Murray, waarin deze betoogt, boe de Volkenbond, ontstaan uit den oorlog, uitteraard onvolmaakt moest zijn, en hoe derhalve de Volkenbond alleen kan zijn het instrument, waar door een betere toestand kan worden bereikt, indien de volken dit inderdaad zelf wenschen. De inhoud van het Volkenbond verdrag wordt dan weergegeven «in een vorm, die gemakkelijk begrijpelijk is voor personen, die niet gewend zijn aan officieels en wettelijke ter men,® waartoe de verschillende arti kelen in eenvoudiger woorden zijn omschreven. Ook aan bet slot van dit Hoofdstuk vindt men do hoofd gedachte van de inleiding terug: «De staatslieden van de wereld hebben ons het Volkenbondverdrag gegeven: het staat thans aan de volken om ons den Volkenbond te geven.® In een volgend hoofdstuk worden een aantal van de meest gehoorde bezwaren tegen den Volkenbond, eenerzgds van philosophischen ander zijds van algemeen politieken aard geopperd en weedegd. Het laatste gedeelte boudt zich bezig met het vredesverdrag van Versailles; ten eerste wordt een over zicht gegeven van de functio's, welke voor den Volkenbond uit dit vredes verdrag voortvloeien en daarop volgt een tabel, welke op zichzelf aan de brochure een bijzondere waarde ver leent, n.l. oen lijst van handelingen, die overeenkomstig het vredesverdrag zullen moeten geschieden Op bij zonder overzichtelijke wijze zijn hierin achtereenvolgens bijeengebracht han delingen, die moeten verricht worden, ie. na het van kracht worden van het vredesverdrag2e. op een niet nader aangegeven datum; 3e binnen een bepaalde periode na het van kracht worden van het vredesverdrag, waarbij dan deze veschillende termijnen wor den vermeld 4e binnen een bepaalde periode te rekenen vanaf een anderen datum en 59 gedurende een bepaalde termijn. In deze tabel staat bij iedere handeling aangegeven, door wie (Duitschland, Geallieerden en G^sso- cieerde Mogendheden, de Hooge Con tracteerden Partijen enz.) zij zal moe ten worden verricht met vermelding van de desbetreffende artikelen van het vredesverdrag. fSlot.J En Tinkle was ten slotte maar een gemeen soldaat, hoewel hij later de smederij van zijn vader zou erven Tinkle zag de teleurstelling van zijn aangebedene en hij werd kriebelig. Ik denk, dat als ik het Victoria- kruis had ontvangen, jij anders zou kijken dan nu. Dat kan best zijn, stemde Molly toe. Je valt me wel een .beetje tegen, 'k Zou wel eens willen weten, wat het meisje van den echten Smith nu voelt Niets, geen steek, lachte Tinkle bitter, want die Smith heeft geen meisje. Doch ik zal hem zeggen, dat hij 't mooiste meisje hier kan krijgen, mits hij haar zijn kruis geeft om er mee te spelen. Molly was verontwaardigd. Dank je wel, je bent wel vriendelijk Ik heb 't bij 't rechte eind. Ik ken jullie meisjes, je begeert geen man tot echtgenoot, neen, maar wel een ujterlijk-maatschappelijk «geurtje®. Je Begeert het kruis voor onder een glasstolpje te zetten op den schoorsteenmantel, en je wilt den muur behangen met portretjes en uitknipsel in lijstjes. Ik ken dat soort I Je bent grof, Tinkle, en ik geloof, dat je jaloersch bent op dien ander. Tinkle haalde zijn schouders op en het gesprek was uit. Hij verliet het winkeltje, in de overtuiging, dat nu alles tusschen hen uit was. Molly trok zich in haar kamertje terug en bedierf haar mooie oogjes met het vergieten van enkele tranen. Laat op den avond van dien dag vernam zij, dat Tinkli. den volgenden morgen weer naar het front terug ging en zij vergoot nog eenige tranen extra. Want zij had zich alles zoo anders gedroomd, haar kleine eer zucht had zich een held gewenscht, een held, die niemand anders dan haar Smith zou zijn. Tinkle kwam den volgenden dag nog even aan om vaarwel te zeggen. Hij was koel en terughoudend en vreemdopeens had Molly hem er liever om. Hij vergaf haar alles, wat met hem in direct verband stond. Je kunt het niet helpen, datje een klein zieltje hebt, zei hij. Je zult er wel mee geboren zijn, denk ik. Maak je niet over mij bezorgd. Ik vind mijn weg wel. Ik vind wel dui zenden Fransche meisjes, uit wie ik kan kiezen. Er is niet één onder haar, die niet trotsch is, als een Engelschman, een «Tommy" haar wil trouwen. En mooi en boeiend zijn ze! Dit laatste zei hij met een sprankje enthousiasme. Molly hoorde gelaten toe, hoewel er in haar oogen een lichtje flikkerde af en toe. Maar zij beheerschte zich en stapelde gloeiende kolen op armen Tinkle hoofd toen zij hem voorstelde hem tot het station te vergezellen. Hij aanvaardde dit plan met wreede minzaamheid. Toen zij buiten waren, stelde hij voor door de velden te gaan, wat Molly's hart féller deed slaan. O, zij-wist het, hij zou haar nog wel een kansje geven op dien verlaten weg. Maar Smith deed niets van dat alles. Hij sprak over militaire zaken, over het leven in de loopgraven, over de gewaarwordingen, die men heeft, als je vriend naast je doodelijk ge troffen wordt, over je gelatenheid, waarmee je je eigen beurt afwacht. Toen het station in zicht kwam zei hij Het is best mogelijk dat een klein houten kruisje ook mijn graf zal aanduiden, Molly, 't is alles maar geluk of niet. Toen, er was nog maar vijftig meter afstand misschien van 't station, zei Molly: Moet je nu heusch terug? Hij keek verbaasd op. Ja, natuurlijk! Kun je niet blijven, als ik het je dringend vraag? Neen, maar ik wou dat je het deedt. Waarom? Omdatmaar dat doet er niet toe. Jawel, zeker, 't doet er wel toe riep Molly uit; ga niet, Tinkle, ik kan je niet missen! Oh, kind! sprak hij en nam haar in zijn armen. Maar er was geen tijd. Hij moest den trein halen. Meen je 't heusch, Molly? vroeg hij, terwijl hij aanstapte. Meen je 't heuSch, dus «tot den dood«. Ja, sprak zij, haar oogen vol uitdrukking; ja, tot den dood. Even daarna stonden beiden op 't perron en Tinkle omhelsde haar, voordat hij in de coupé plaats nam. En enkelen van 't dorp zagen 't kleine tooneeltje aan. Lieveling, zei hij zacht, ik had je een ring behooren te geven, maar dien heb ik niet. Maar bewaar dit van mij totdat ik terugkom, als tee- ken van trouw. Hij reikte haar iets toe. Instinct matig omvatten haar vingers het voorwerp; de trein zette zich in be weging. Toen opende Molly haar hand; een klein bronzen kruis hield ze vast en tusschen haar tranen las ze de insegrifde woordenvoor verdienste. Toen de trein bij de bocht weg- boog, hing Tinkle Smith nog steeds uit den trein en hield voor zijn gees tesoog het beeld vast van zijn dier bare Molly, die zijn kruis kuste.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 1