HIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
I
tto. 19.
Zaterdag 1 Mei 1920.
49e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Huisgenooten.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
WILD WEST.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afzonderlijke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlgk Vrijdag.
Tijdelijk slechts Zaterdags.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
BureauLangestraat 77. Telephoonn. 09.
AOVER1 ENTIËN:
Van 16 regels 0.90; iedere regel meer 15 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsrnimte.
Huisgenooten zijn voor elkaar
een van de twee: óf de grootste
plaag van hun leven, óf de meest
gezegende verkwikking. De groot
ste plaag, als er de liefde ont
breekt. Immers, zij kunnen elkaar
moeilijk ontloopengedurig staan
zij elkaar in den weg en, als het
tot botsingen komt, blijkt gedurig,
hoeveel ontplofbare stoffen er zich
hebben opgehoopt, welker losbar
sting de jarnmerlijkste uitwerking
heeft. Wat stroom van verwijten,
nieuwe en vooral oude komt er
dan te voorschijnEn daar men
hier alles van elkaar weet, heeft
men dadelijk de scherpste wapenen
bij de hand, die den broeder het
gevoeligst treffen zullen, kent men
eikaars teere plekken, waar de
slagen het meest pijn doen. Doch
zij wonden alzoo niet elkaar alleen,
maar allen in huis lijden er mee
onder: de rust en vrede van allen
wordt er door verstoord. Onwille
keurig worden ook de anderen in
den strijd betrokken, partij kie
zende voor den een of voor den
ander, en zoo wordt het huis een
hel. Daarom is huiselijke twist de
akeligste van alle twisten, een
reeks van telkens vernieuwde vee
ten, bron van verbittering en
grievend lijden, te smartelyker,
omdat het veelal nog voor het oog
der buitenwereld moet worden
verborgen, zoodat hier zelfs de
troost en de raad van het mede
lijden worden gemist.
Veel hangt hier van de ouders
af. Wel is het geheel natuurlijk
en onvermijdelijk, dat de een soms
meer vaders-, de ander meer moe
derskind is. Ook binnen den familie
kring worden soms bijzondere
vriendschapsbanden geknoopt, als
het gevolg van die verwantschap
der zielen, welke juist bij ver
trouwelijke!) omgang het gemak
kelijkst aan den dag treedt. In dit
alles ligt ook niets verkeerds, zoo
maar altijd, als het er op aankomt,
allen gelijke zorg, hulp, liefde
ondervinden, zoo maar ontferming
en barmhartigheid waken, dat
niemand door achterstelling worde
gegriefd, maar dikwijls is het
anders, dikwijls is er tusschen de
ouders zeiven geen vrede en wordt,
zoo dezen zich niet weten te be-
heerschen, al spoedig het geheele
huisgezin in twee vijandige kampen
verdeeld. En zoo de ouders onder
ling zich niet beheerschen kunnen,
hoe zullen dan de kinderen leeren
dat zij ook tegen elkaar niet alles
mogen zeggen?
Het thuis gelukkig te maken,
dat is de eerste plicht van elk
gezin Al wat aanleiding kan geven
tot jaloerschheid en nijd, moet
daarom zorgvuldig gemeden en
bovenal door het voorbeeld der
ouders den kinderen geleerd wor
den, de vreugd des eenen te maken
tot een feest voor allen en, waar
één lijdt, te voelen, dat geheel het
huis door een ramp is getroffen.
Het is een zware strijd tegen
eigen zin en lust, het is een on
uitputtelijke geduldsoefening, een
onvermoeid liefdebetoon waard,
zoo wij daardoor al onze huisge
nooten leeren kunnen in elkaar
trouwe vrienden te vinden.
Waarom de vriendschap tus
schen huisgenooten zoo'n groote
waarde bezit? Wel, vooreerst,
omdat deze vriendschap bijna
voortdurend, althans veelvuidiger
kan worden genoten. Dan, orndat
wij thuis vertrouwelijker kunnen
zijn. We begrijpen elkander daar
met een enkel woord, ja, dikwijls
is zonder woorden een enkele trek
op het gelaat reeds voldoende om
te weten, wat er in elkanders j:iel
omgaat. Tehuis veinzen wij niet,
wij geven ons allen, zooais wij
zijn en weten dus van elkaar ook
volkomen, wat we aan elkaar
hebben. Tegenover vreemden hou
den wij ons lichtelijk wat betel
en liever dan tegenover de huis
genooten en zij tegenover ons
eveneens. Een gevolg er van is,
dat wij dikwijls buitenshuis te
hoog worden geschat en wij we-
derkeerig hen overschatten, die wij
slechts zelden zien. Daardoor is
vriendschap buitenshuis gemakke
lijker aan te knoopen dan in huis,
als zij minder van waarde en
gewoonlijk korter is van duur.
Vriendschap tusschen huisge
nooten heeft het meest kans echte
vriendschap te zijn. Deze vriend
schap is de echte, omdat zij ge
grond is in onderling vertrouwen,
in geloof in elkaar, in elkanders
beter ik. Deze vriendschap is de
echte, omdat zij, als vrucht van
zelfverloochening, van menige
groote en kleine overwinning be
haald over eigen zin en lust, dus
ook niet in de eerste plaats zelf-
streeling bedoelen kan. Even na
tuurlijk als gekibbel in huis de
openbaring is van verschillenden
aard en neiging, evenzeer bewijst
de vriendschap daar gekweekt, dat
er de zelfzucht vaak isoverwonnen,
dat er alzoo zedelijke, geestelijke
schatten veroverd zijn.
Laten wij dus met blijden moed
en trouwe volharding al liet onze
doen, om voor allen in huis de
liefdebanden te sterken.
Nonvlindcrs.
In de bosschen ten W. van Beek
bergen op de Veluwe werden talrijke
rupsen van nonvlinders op de dennen
aangetroffen. Eeu ieder berinnert zich
nog de groote schade, die dit insect
in de jaren 1908—1911 in onze
dennenbosschen, vooral in Noord-
Brabant, aanrichtte. Vorig jaar zijn
1000 —2000 H. A. bosch aangetast door
de gestreepte dennenrups, de groen
en wit gestreepte, onbehaarde rups
van de dennenuil. Het heeft toen de
deskundigen al bevreemd, dat in
Augustus toen deze rupsen bijna vol
wassen waren, zich nonvlinders tege
lijkertijd tegen de stammen vertoon
den. De vrees voor herhaling van bet
optreden der denneniupsen was toen
minder groot, dan de vrees voor den
nonvlinder. Deze nonvlinders van
Augustus bebben in September
October eitjes gelegd en dank zij
den zachten winter en het vroege
voorjaar zijn deze eitjes uitgekomen.
Over 40 H.A. dennenbosch worden
de nog zeer kleine rupsjes op de
dennen en berken gevonden. Blijft
het weer zacht dan zullen ze voor
spoedig opgroeien en zal men over
een paar weken de schade terdege
bemerken. En de dennenbosschen,
vorig jaar reeds sterk door de ge
streepte dennenrups geteisterd, zullen
dit jaar een aanval van de nonrupsen
hebben te doorstaan.
Intusscben zijn de rupsjes nog
klein, 1 c.M. lang. Ze kunnen dus
door koude of nat en guur weer nog
wel worden gedood. Het is echter
gewenscht dat alle boscbbeheerders
een ernstig onderzoek instellen of
hun bosschen de rupsen reeds her
bergen. Het zijn kleine, zwartbruin
gekleurde, lang bebaarde diertjes. Het
lichaam loopt naar achteren eeriigs-
ztns smaller toe. Later, wanneer ze
grooter worden, ziet men duidelijk
zwarte en grijze teekeningen op de
donkere buid.
In de jeugd spinnen de rupsjes
lange draden en worden dan door
den wind van de eene beplanting in
de andere gewaaid. Onmiddellijk na
het uitkruipen uit de eieren blijven
de rupsjes eenige dagen bijeen zitten
en kunnen dan worden gedood, maar
het is zeer moeilijk de zwart grijze,
kleine diertjes op de grijze schors
der boomen te ontdekken. Later,
wanneer de rupsen grooter zijn, ziet
men ze overal. Het vangen en dooden
is dan niet doenlijk meer, omdat ze
zich dan in alle richtingen hebben
verspreid. Men zorgt dan door het
maken van vanggreppels. dat ze zich
niet over den grond kunnen ver
breiden in nog niet aangetaste bos
schen, terwijl men de uit de boomen
gevallen rupsen bet naar boven
klimmen door bet leggen van lijm-
ringen kan beletten.
Waar nonrupsen worden ontdekt
is het wenschelijk dat dit onmiddellijk
aan bet Instituut voor Phytopathologie
te Wageningen, het Siaatsboscb-
bebeer te Utrecht of de Nederlandsche
Heidemaatschappij te Arnhem bekend
gemaakt wordt, teneinde een goed
Oog om oog en tand om tand!
declameerde Andrew Rainbow.
Dat is een bijzonder moeilijk
vraagstuk! wierp Bill Carker tegen.
Ik heb het nog niet kunnen oplossen.
En toch heb ik tweemaal aan moorde
naars vergiffenis geschonken.
Met welk recht? Alleen hun
slachtoffers zouden die kunnen
schenken.
Ik zelf was hun slachtoffer,
vertelde Bill Carker, 'k Zal je ver
tellen hoe het gegaan is.
Je weet, dat ik mijn fortuin in de
Amerikaansche prairiën gemaakt heb.
Ik stichtte fokkerijen, ranchos, welke
ik met winst van de hand deed.
Steeds verder trok ik landwaarts. In
mijn zesde ranch fokte ik mustangs
en ossen aan den oever van de
Slangenrivier. Toen kreeg ik een
zaakje aan de hand met een halfbloed,
een veedief, bijgenaamd Vellow
Burglar. Hij was heel driest in zijn
optreden en alle ranchmen aan de
Slangenrivier hadden last van hem.
Hij behandelde ons, alsof wij roovers
waren, onder voorwendsel, dat onze
landerijen aan zijn roodhuidige voor
vaderen hadden behoord. Ik besloot,
hem te grijpen en loerde met ge
duld op hem.
Op Goeden Vrijdag van 't jaar
1912, verdwenen drie van mijn
mustangs. Ik besloot ze te gaan
zoeken, en trok met mijn trouwen
hond Kiss naar de Blauwe Heuvelen.
Het toeval diende mij. Degeen, die
ik zocht, nam de vlucht, verwondde
zich in zijn haast aan een der beenen
en de drie gestolen paarden holden
weg met het dier, dat hij bereed.
Ik was thans zeker van mijn zaak.
Kiss vólgde het versche spoor en ik
volgde op mijn groot, sterk Kentycky-
paard. Op het topje van een der
heuvels gekomen, zag ik hem de
helling afgaan. Zonder aarzelen nam
Yellow Burglar zijn geweer, mikte
op zijn gemak en ik viel van mijn
paard getroffen door een kogel tus
schen mijn ribben.
Zeker van de uitwerking van zijn
schot beklom hij den heuvel om
m'n paard te komen stelen. Ik leed
wel veel pijn, maar was toch niet
invalide Doodstil bleef ik liggen en
fluisterde Kiss een commando toe,
dat ook hem roerloos maakte. Yellow
Burglar liet ik zoodoende tot op 25
meter naderen. Nog voor de roover
zich rekenschap had gegeven van
hetgeen gebeurde, was ik opge
sprongen, had hem op den korrel
genomen en op zijn beurt in het
zand doen bijten. Ook hij werd tus
schen de ribben geraakt en zijn
wond bleek ernstiger dan de mijne.
Langen tijd bleef hij bewusteloos.
Hoewel bloedverlies mij had ver
zwakt, bond ik hem, nadat ik Kiss
om assistentie had gestuurd. Yellow
Burglar werd naar mijn woning ge
transporteerd en aanvankelijk had
ik het voornemen hem volgens de
lynchwet te doen veroordeelen. Maar
allengs kreeg het medelijden, in
verband met zijn ernstige blessuur,
de overhand. Ik leverde hem niet aan
de scherprechters uit en op een
morgen, toen hij wist, dat zijn leven
veilig was, sprak hij, met een blik
van dankbaarheid welken ik nooit
zal vergeten.
Voortaan zal Yellow Burglay
uw slaaf zijn tot aan zijn dood. Hij
stal geen paarden meer, trad eenigen
tijd later in mijn dienst en werd de
koning der cowboys. Dit wat betreft
den eersten moordenaar.
Een tweede, dergelijk avontuur
beleefde ik later met een roover-
hoofdman van het zuiver blanke ras,
Jim Starman geheeten, aan den oever
van het Copper Lake. Deze schoot
mij in het linker dijbeen en ik ant
woordde met een beter schot, dat
hem ter aarde deed storten. Mijn
metgezellen rekenden met Jim's
bende af en lieten mij bij den ge
wonde achter, die na een korte be
zwijming bij kennis was gekomen.
Met groote welsprekendheid begon
hij smeekbeden tot mij te richten,
beloofde beterschap en zeide zulke
ontroerende dingen, dat ik mij ge
wonnen gaf. Wetende, wat zijn lot
zou zijn, als mijn metgezellen
zouden terugkeeren, bevrijdde ik
hem van zijn boeien en liet hem
loopen. Toen de anderen kwamen,
vertelde ik, dat ik het bewustzijn
verloren had en dat Starman daarvan
natuurlijk had geprofiteerd.
Jim verdween van het terrein.
Kort daarna verkocht ik, als naar
gewoonte, mijn fokkerij en vertrok
naar het land van Skoshones, om
nieuwen grond te koopen.
Nauwelijks had ik mij gevestigd,
of. er doken geruchten op van een
rooversbende, waarvan niemand wist,
waar zij vandaan kwam en die de
buurt onveilig maakte. Wij organi
seerden expedities, aan vankelij k zonder
succes echter.
Op zekeren dag keerde ik van een
inspectie terug, toen ik een in buffel
huiden gekleeden man bemerkte, die
op een vuurtje een stuk vleesch zat
te roosteren. Niettegenstaande den
tamelijk grooten afstand herkende ik
die gestalte, 't Was niemand anders
dan Jim Starman.
Ik naderde en gaf teekenen van
vriendschap, welke Starman hartelijk
beantwoordde.
In onvoorzichtig vertrouwen droeg
ik mijn geweer aan den riem over
den schouder. Toen ik zoo dicht ge
naderd was, dat hij mij zou kunnen
verstaan, wilde ik hem iets toeroepen.
Maar wat gebeurde daar? Plotseling
zie ik Jim opstaan, zijn geweer nemen
en koelbloedig op mij aanleggen.
Starman, riep ik uit, herken je
je redder niet?
Hij lachte met een valschen grijns
en schoot. Hij schoot, de schavuit,
maar hij was het, die een doodskreet
slaakte en neerplofte. Ik behoefde
niet lang te wachten op de verkla
ring van het wonder. Een lange man
kwam van achter een boschje te
voorschijn: 't was Yellow Burglar,
die het schot had gelost, dat ik had
gehoord, en dat zoo'n wonderbaar
lijke uitwerking had gehad.
Hoe hij daar ter plaatse gekomen
was op het fatale moment, is een
andere historie, maar in ieder geval
heeft hij mij het leven gered.
Begrijp je nu, aldus eindigde Car
ker, dat de vraag van veroordeeling
en vergiffenis een heel moeilijke is?
Want de tweede moordenaar, wien
ik gratie had geschonken, ontzag zich
niet, het op mijn leven te munten,
terwijl de eerste mijn leven redde,
door nummer twee het licht uit te
blazen