NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht. |3|
ROBERT LEVY
Moderne Cosiirtta
HET BUITENGEWONE.
\o. 41.
Zaterdag 2 October 1920.
49e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
MODEMAGAZIJN
LANGESTRAAT 36
stwp-tmffiD.
BINNENLAND.
LOUIS KLEIN
FEUILLETON.
De geluksvogel.
Amersf oortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afzonder lg k e Nummers 10 Cent.
Ingezonden stukkenin te zenden uiterlijk Vrijdag.
Tijdelijk slechts Zaterdags.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
BureauLangestraat 77. Telephoonn. 60.
ADVERT ENTIËN:
Van 16 regels 0.90; iedere regel meer 16 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Gelukkig mag het heeten voor
't menschdom dat er deugden be
staan, die men natuurlijke zou
kunnen noemen, in dien zin, dat
haar beoefening niet bijzonder
veel moeite kost en dat wij recht
hebben haar te verwachten van
alle menschen, omdat zij als 't ware
iets instinctmatigs zijn, onwille
keurig voortvloeien uit onze na
tuur. Daar bestaat b.v. een na
tuurlijke goedheid, die onze harten
gunstig stemt jegens hen, die
goed gezind zijn jegens ons; een
natuurlijke genegenheid, die wij
koesteren voor hen, die ons lief
hebben, een medelijden, een in
stinctmatige sympathie, die bij
ons op komt, wanneer wij hel
lijden van onze naasten aanschou
wen, een natuurlijke weerzin van
het kwaad, die ons dikwijls redt
in de oogenblikken van verzoeking
Die gemakkelijk te beoefenen
deugden zijn tegelijkertijd ge
wone deugden die niets in het
oog vallends of merkwaardigs
hebben.
Dit beteekent volstrekt niet dat
men die deugden geringschatten
moet. Neen, want wanneer zij te
eeniger tijd verdwenen of niet be
stonden zou de menschheid in
waarde en beteekenis zijn ver
minderd en gedaald. Maar die
deugden zijn niets dan kiemen die
een vollediger ontwikkeling be
hoeven. Lang behoeven wij niet
na te denken om te begrijpen
dat zij onvoldoende zijn en dat
wij nog wat meer dan dat moeten
bezitten. Indien wij slechts lief
hebben die ons liefhebben doen
wij niets bijzonders, niets buiten
gewoons. Geeft de geschiedenis
ons niet tallooze voorbeelden van
groote zielen die het buitenge
wone hebben nagejaagd?
Groote zielen streven in werke
lijkheid naar het buitengewone.
Wat gewoon en laag is heeft
geen vat op henze hebben iets
meer noodig. Hun geschiedenis
is niets anders dan het verhaal
der pogingen, die ze in het werk
stellen om dat meerdere te be
reiken. Doch, al moge ook bij die
groote zielen dat streven naar
het buitengewone iets meer in
het oog vallen, toch bestaat het
desalnietemin in verschillende
mate bij alle menschen. Er zijn
maar weinigen, die niet worden
aangegrepen door de eerzucht
om iets buitengewoons tot stand
te brengen, die niet worden ge
troffen door een grootheid, die
zich boven het middelmatige ver
heft Dit is zeker een der meest
merkwaardige karaktertrekken
onzer menschelijke natuur. In de
diepte van ieder menschelijk hart
en geweten klinkt een stem die
luide ons toeroept: Wordt vol
maakt, Verheft u boven het ge
wone en middelmatige, en zij is
't die den mensch prikkelt en
voortstuwt op elk gebied, waarop
hij handelend optreedt.
Het streven naar het buiten
gewone is dus in overeenstemming
met onze menschelijke natuur,
maar niet zelden gebeurt het, dat
het afdwaalt naar voorwerpen,
die den mensch onwaardig zijn.
Bij den een ontaardt het in heersch-
zucht, in begeerte naar macht,
of rijkdom, of roem. Ook op gods
dienstig gebied kan men, in an
deren vorm natuurlijk, dezelfde
afdwalingen ontdekken: de een,
zich liever willende onderscheiden
dan zich verheffen, zoekt het
buitengewone in den uitwendigen
eeredienst, in den vormendienst;
een tweede verwierf zich een maar
al te treurige vermaardheid door
zijn onverdraagzaamheid en dweep
zucht; een derde zocht het hoogste
doel te bereiken door het dooden
van al het zinnelijke. En toch,
hoe gevaarlijk zij ook voor het
zedelijk leven mochten zijn, hebben
die dwalingen aanspraak op ons
medelijden, als ze voort vloeien
uit een hart dat werkelijk is aan
gegrepen door de liefde tot wat
groot en eenig is.
Het buitengewone najagen is
onze plicht. Niet allen zeker kun
nen een groote rol spelen op het
wereldtooneel of een grootscher
taak vervullen, maar in allen moet
dezelfde geest leven, allen moeten
in den kleinen of grooten kring
waarin zij geplaatst zijn, trouw
hun plicht vervullen, het buiten
gewone zoeken in een grooter
gehechtheid aan het goede, in
een ijveriger streven om het te
verwerkelijken, in een grooter rein
heid, in een vuriger liefde, in een
meer edele en verhevenebeteekenis,
die men aan geheel zijn bestaan
schenkt.
Laat ons neerdalen in de diepten
van ons hart en luisterend naai
de stem van ons geweten, het
goede al hooger en hooger zoeken.
Invoering Arbeidswet!
(Officieel). Bij Koninklijk besluit van
27 September is bepaald, dat de
Arbeidswet 1919 inwerking treedt op
24 October 1920 met uitzondering
van
a. de artikelen 14 tot en met 21
en 44 tot en met 66.
b. artikel 68 en artikel 69, onder
a tot en met d, voorzoover zij betrek
king hebben op den arbeid in winkels,
kantoren, apotheken, koffiehuizen, ho
tels en verplegingsinricblingen.
Het tijdstip, bedoeld aan het slot
van artikel 101, vijfde lid, onder c.
der Arbeidswet 1919 wordt gesteld op
1 Juli 1921.
Wordt er maar uit wijs(Deze toe
voeging is niet sofficieel'j.
PIANO'S
VLEUGELS - ORGELS
PIANOLA'S
VOORNAME FABRIKATEN
Prachtvolle gebruikte instrumenten
tegen lage prijs-Sóliede garantie
UTRECHTSCHESTRAAT 44
De instelling van georganiseerd
overleg van land- en zeemacht wordt
voorbereid.
Winterregeling voor den melkprijs!
Naar bet Persbureau Vaz Diaz ver
neemt heeft de Minister een regeling
getroffen voor deD prijs der melk in
den aanstaanden winter, waardoor de
reeds door de melkinrichtingen vast
gestelde melkprijs van 25 ct. terug
gebracht kan worden op 23 ct. per
liter. Door het Rijkszuivelkantoor is
als uitvloeisel van deze Ministerieele
beschikking aan do melkinrichtingen
telegrafisch medegedeeld, dat de Mi
nister bereid is een bijslag van 2 ct.
per liter melk te verleenen, mits de
melkinrichtingen met het Zuivelkan-
toor overeenkomen, dat tijdens den
winter de volle melk voor niet meer
dan 23 ct. per L. in den kleinhandel
wordt verkrijgbaar gesteld.
Aan de „Wachtgelders".
De Minister van Onderwijs heeft
aan de wachtgelders een omzendbrief
verzonden van den volgenden inhoud:
Ik heb de eer mede te deelen, dat,
indien gij alsnog aan een herplaatsing
bij het onderwjjs de voorkeur geeft,
gij behoort te solliciteereD naar vacante
betrekkingen, aangezien de herplaat
sing van leerkrachten niet door mij
geschiedt. U gelieve mij spoedig mede-
deeling te doen van de betrekking,
naar welke gij solliciteert, opdat door
mij de medewerking van het Rijks-
schooltoezicht kunne worden bevor
derd om tot uw benoeming te ge
raken.
De nieuwe Landvoogd.
Bij Kod. besluit is benoemd tot
Gouverneur-Generaal van Ned-iudië
mr. D. Fock, president van de Tweede
Kamer, oud-Minister van Koloniën en
oud-Gouverneur vaü Suriname.
De overdracht van het koloniaal
bestuur door den huidigen Gouverneur
aan den nieuwbenoemde zal plaats
hebben in Februari of Maart 1921.
De nieuwbenoemde Gouverneur-
Generaal van Ned.-Indië, mr. Dirk
Fock, werd 19 Juni 1858 te Wijk
bij Duurstede geboren Hij studeerde
aan de Rijks-Universiteit te Leiden,
waar hij in 1880 promoveerde in de
rechts- en staatswetenschappen.
Na zijn promotie ging hij naar
Indië en vestigde bij zich als advocaat
eerst te Semarang, later tot 1898 te
Batavia. Toen keerde hij naar Neder
land terug, waar hij zich in 1899 als
advocaat te Rotterdam vestigde, met
het doel vooral voor Indische zaken
werkzaam te zijn. Korten tijd later
werd bij lid van Provinciale Staten
voor Zuid-Holland, van welke provin
cie zijn vader, mr. C. Fock, vele jaren
Commissaris der Koningin was ge
weest. Nadat mr. Fock in September
1901 door het kiesdistrict Rotterdam I
naar de Tweede Kamer was afge
vaardigd, werd bij lid van Gedepu
teerde Staten van Zuid-Holland.
Tot 17 Augustus 1905 bleef mr.
Fock lid van de Tweede Kamer. Hij
werd dit jaar weliswaar bij herstem
ming in zijn district herkozen, doch
nam geen zitting, aangezien hem na
de verkiezingen in het Ministerie-
De Meester de portefeuille van Kolo
niën werd toevertrouwd. Toen dit
Kabinet in 1908 moest plaats maken
voor het Ministerie-Heemskerk, werd
mr. Fock, enkele maanden na zijn
aftreden als Minister, benoemd tot
Gouverneur van Suriname, de opvol
ger van den beer Idenburg. Hij be
kleedde dit ambt tot 1911.
In September 1912 deed bij opnieuw
/Slot./
Op een Zondag trok hij zijn beste
kleeren aan, nam een versche pruim,
om moed te krijgen, en ging naar
zijn buurvrouw.
Kyse-Karen was een meisje, dat
50 zomers telde. Ze zat in een psalm
boek te lezen, toen Bette-Jens daar
aankwam.
Jens bleef verlegen voor de deur
staan. Hij durfde nauwelijks den jonk
vrouwelijke vloer betreden, zoo wit
straalde deze hem tegen.
Wees welkom, ga zitten! zei
Karen.
Jens schuivelde naar den naastbij-
zijnde stoel en keek met beklemd hart
uit naar een spuwbakje, want op dezen
vloer durfde hij geen sterren maken.
Maar er was geen kijk op verlossing.
Hij moest de overstroomiog binnen
haar private grenzen zien te houden.
Om deze reden en nog andere
was zijn stem buitengewoon dik.
Ben je ziek, Jens, vroeg Karen
deelnemend.
Neen, nee! Heelemaal niet! Nu
moest Jens allen schroom over boord
gooien en met de zaak voor den dag
komen nu-e kwam ik! op
de gedachte, dat e wanneer
het eene nu eens wordt
gelegd bij het andere hm! dan
wordt het iets meer, Karen
Dat kan wel waar zijn, Jens.
Karen knikte hem vol overtuiging toe.
Jens transpireerde en twee licht
bruine stroomen liepeD nit zijn mond
hoeken neer in het stoppelveld van
zijn kin. Maar er was iets in Karetis
wezen, dat hem moed gaf en bem
de beslissende woorden op de tong
legde.
Wil je me hebben, Karen
hm! zoo als man en vrouw?
Ik meen in gemeenschap
Het bleek voldoende te zijn en
roerde Karens hart, zoodat zij on
middellijk toestemde. Ze had er stellig
te voren wel over gedacht, de goede
Karen. Ze was reeds lang den licht-
zinnigen leeftijd voorbij, waarin men
den eenen, zekeren vogel vliegen laat.
Het volgend voorjaar werd de eene
helft van het huis verhuurd. Bette-
Jens was een gelukkig man.
Elk paradijs heeft één slang en dat
van Bette-Jens had er vele. Wat zal
men er van zeggen volmaakt ge
luk bestaat immers niet. En Bette-
Jens gewende zich aan veie eigen
aardige dingen witgeschuurde vloeren,
gladgestreken alkoofgordijnen en een
blankgeschuurde haard die noch met
voeten noch met handen aangeraakt
mochten worden. Af en toe kwam
er een flink bedsermoen, waaronder
Jens in slaap viel. Gewoonlijk was
hij vermoeid van het dagelijksch ge
zwoeg dat was zijn geluk. Twee
en een half jaar na de bruiloft ont
ving Bette-Karen een grooten brief.
Met de hulp van den dorpsschout
werden de geheimzinnige teekens ver
klaard. Aan Karen werd medegedeeld
dat ze een erfenis kon afhalen van
verscheiden duizenden guldens. Een
omzichtig oom van vaders zijde, die
Karen zich nog even kon herinneren,
was ergens in de wijde wereld ge
storven. Noch Karen, noch de dorps
schout konden er wijs uit worden of
het in China of Amerika was, maar
dat deed eigenlijk niets ter zake.
Jens was in den zeveDden hemel.
Hij nam een extra pruim en spuwde
in zijn buitengewone verrukking zoo
breed uit en zoo vet, dat de halve
vloer er door bedekt werd.
Wat zeg je nu, Karen?
Ik zeg, dat, wanneer het geld
intijds gekomen was, ik je stellig
niet genomen had, jou ouwe grijskop
Er was geen spoor van liefde
zulk een stom geluk.
Bette-Jens verbaasde zich over bet
gelukkig toeval, dat hem oog juist
intijds aan Karen had verbonden.
Maar het geluk was hem ditmaal
te machtig. De verbazende bonk geld
bracht zijn eenvoudige fantaisie van
de wijs. De bonte banknoten en blanke
munten warrelden rond io zijn be
krompen hersens en deden hem ten
laatste den moed verliezen. Hij stond
op den dorschvloer te filosofeeren in
plaats van tedorschen. Daardoor vatte
bij koude en op het eind van den
winter stierf hij aan longontsteking.
Het was een geluk voor Bette-
Jens, dat bij stierf, zei de dorpsschout,
want anders was bet voor hem een
ware hel geweest met Karen zij
is totaal gek geworden door al dat
geld.