12 April 1954- 4-4- belemmerd. Maar met die ongelukkige regeringsvorm heeft Ne derland de Gouden Eeuw beleefdOndanks de geboortegebre ken» die aan een bepaald college kleven, kan er toch goed geregeerd worden» als er uitnemende mensen mede belast worden. De Raad is een politiek college en zou bij zijn be noemingen grote waarde kunnen hechten aan politiek in zicht. Het College is belast met het dagelijks bestuur.Het is verantwoording verschuldigd aan de Raad; hij onjuist» bij minder juist optreden van de hoofden van dienst, in de eerste plaats de adviseurs van het Collegewordt het Col lege ter verantwoording geroepen. Het is dus voor het College van het allergrootste belang, ook in verband met zijn verantwoording tegenover de Raad» dat het zich van de beste adviseurs en medewerkers kan voorzien. Deze dringen de noodzaak kan de Raad niet zo gevoelen, afgezien van het feit, dat het College door zijn dagelijks bestuur een be ter inzicht heeft in de kwaliteiten, waaraan de hoofden van dienst moeten voldoen. De Heer Schaafsma heeft naar voren gebracht, dat be noemen door de Raad niet de positie van B&W aantast. Daar gaat het ook helemaal niet om. Het tast helemaal niet de positie van het College aan. Het gaat er alleen om; op welke wijze bestaat de beste garantie» dat de meest juis te personen worden benoemd. Evenmin wordt de positie van de Raad aangetast, als het College benoemt. Het heeft er niets mede te maken. De Heer VAN ANDEL zegt, dat in het stuk van B&W de klemtoon wordt gelegd op de mogelijkheid van delegatie. Daarin staats "Aan de Raad wordt derhalve uitdrukkelijk het recht toegekend om, wanneer hij om welke reden dan ook zulks wenselijk acht, zijn recht van benoeming en ontslag, behoudens t.a.v. enkele bepaald aangegeven func ties, geheel of gedeeltelijk aan B&W over te dragen". Maar voorop behoort te staan artikel 179» dat bepaalt; "Hij" (d.i. de Raad) "benoemt en ontslaat alle gemeente-ambte naren en bedieden, wier benoeming niet bij deze wet of de plaatselijke verordeningen aan anderen is opgedragen. Door het recht tot d.elegatie voorop te stellen zetten B&W de zaak op haar kop. Naar sprekers oordeel is er voor de Raad geen enkele reden de verantwoordelijkheid voor het doen van benoemingen op de schouders van B&W af te schuiven. Voorts is hij van mening, dat eerst moet worden uitgemaakt» of het benoemen van hoofden van dienst voortaan door B&W dan wel door de Raad zal geschieden. Indien tot het laatste wordt besloten kan verder nog worden overwogen de commissiën in te scha kelen. Het is echter mogelijk, dat er in het geheel geen commissiën zijn. Weliswaar zal het huidige College de commissiën niet uitschakelen, maar het College heeft niet het eeuwige leven. Spreker heeft het theoretische betoog van de Voor zitter bewonderd» maar het was even theoretisch als het - zijne -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1954 | | pagina 148