15 Juni 1954 96.
richting van een volkscredietbank niet zou willen overgaan.
Bezwaren daartegen ziet hij niet. In die vijf jaar heeft hij
wel de "bezwaren, maar ook de zegeningen van het volkscrediet
leren kennen. Hij vindt dan ook het voorstel van het heer
Pieren zeer gelukkig en hoopt, dat de Raad dit zal aanvaarden.
Mevrouw LANDWEER-de Visser zegt met zeer veel genoegen
de heer Pieren, maar met nog veel meer genoegen de heer
Schaafsma te hebben aangehoord, die de feiten naar voren
heeft gebracht zoals ook zij ze aanvoelt. Toen zij de heer
Pieren hoorde zeggen, dat er mensen zijn, die te slap zijn om
zelf te sparen, dacht zij: dat is de kern van de zaak. Het
is wel merkwaardig, dat zij en de heer Schaaf sma, bijna de
oudsten van de Raad, dit beiden zo aanvoelen. De heer
Schaafsma heeft er terecht op gewezen, dat het leren sparen
opvoedkundige waarde heeft. Degenen, die daarvoor te slap
zijn te helpen acht spreekster niet juist. Zij blijft bij de
oude stelregel, dat men geld kan uitgeven of sparen, maar
dat men, als men iets wil hebben, eerst moet hebben gespaard.
Eigenlijk wordt thans gezegd: "je moet niet sparen", maar het
is juister met aankopen te wachten, tot men het geld bij
elkaar heeft. Spreekster heeft niet gehoord, dat de mensen
het geld niet hebben, maar dat zij te slap zijn om te sparen.
Daarom is zij tegen het geven van volkscrediet, waarmee men
de mensen niet tot zelf-sparen brengt. Ook de Regering
dringt thans op sparen aan en het is te hopen, dat, doordat
Soest geen volkscredietbank heeft, de bevolking zal leren
zelf te zorgen de nodige gelden bij elkaar te krijgen.
De Heer ZOETELIEF sluit zich voor 100$ aan bij de heer
Schaafsma, behalve waar deze de hoop heeft uitgesproken,
dat Soest nog eens een markt zal krijgen.
De heer R.HILHORST kan de oprichting van een volks
credietbank in Soest om verschillende redenen niet toejui
chen. De volkscredietbanken zijn opgericht in de naoorlogse
jaren, toen er onder bepaalde bevolkingsgroepen grote be
hoefte bestond aan crediet, om daardoor het kwaad van de
afbetalingsmagazijnen en -systemen de kop in te drukken. Nu
deze volkscredietbanken ettelijke jaren werken blijkt, dat
door deze vorm van credietverlening het doel waarvoor zij
worden opgericht niet wordt bereikt. Dat het credietnemen
in Nederland in belangrijke mate toeneemt is niet toe te
juichen. Men moet niet uitgeven, wat men niet heeft en
waarvan men niet weet, of men het ooit zal bezitten. Als in
een bepaald gezin - zoals wel blijkt in de Commissie voor
Sociale Zaken of uit de rapporten van de chef van deze dienst
sterke behoefte is aan crediet, zijn er andere mogelijkheden.
Het juiste systeem is, de mensen te leren sparen alvorens
te kopen. Tegen het credietnemen bij afbetalingsmagazijnen
en volkscredietbanken heeft spreker bezwaar. Men ziet, dat
steeds een bepaald type mensen van de volkscredietbank
gebruik maakt, dat het meestal niet laat bij één crediet,
maar van het ene overgaat op het andere en daardoor hopeloos
vastloopt. Vermoedelijk heeft de heer Oranje niet in Neder
land aan het hoofd van een volkscredietinstelling gestaan.
Het is zeer goed mogelijk, dat van de instelling, waaraan hij
verbonden was, zegen is uitgegaan, maar in Nederland moet
worden gekeken naar de omstandigheden, waarin men hier ver
keert. Bij de goederen, waaraan men in de eerste plaats moet
- denken -