28 December 1954 239» zichzelf niet weer voor bestrijding vatbaar is? Spreker wijst er slechts cp, dat het College ten onrechte bij zijn berekeningen de woonmoeilijkheden van binnen de gemeente woonachtige arbeidskrachten uitschakelt. Het is toch vol doende bekend, dat ook deze groep nog lang niet bevredi gend is gehuisvest en nog behoefte aan woonruimte heeft. Op deze wijze de onjuistheid aantonen van een opgave aan woonbehoeften is zoal niet fout, dan toch zeer zwak. Bo vendien houdt dit betoog van B&W een miskenning in van de bestaande behoefte aan uitbreiding. Verder haalt het College aan, dat het Economisch Technologisch Instituut te Utrecht voor de gevestigde industrieën een behoefte becijfert van 25 woningen, ter wijl B&W dadelijk daaronder mededelen nog over een toe wijzing van 6+10+15= 31 induatriewoningen te beschikken. Moet daaruit blijken, dat het Economisch Technologisch Instituut het beter weet? Spreker stelt de Raad voor dit gehele betoog uit het prae-advies als antwoord van de Raad te laten vervallen en te vervangen door een mededeling, dat al het mogelijke in het werk zal worden gesteld om deze 31 woningen zo spoedig mogelijk te realiseren. Daarna kan, zo dient ver zekerd te worden, met alle beschikbare middelen voortge gaan worden om aan de alsdan nog overgebleven industriële woningbehoefte in het kader van de algemene woningnood te voldoen. Wat de stichting van een technische school betreft, toont het College inderdaad aan, dat het gemeentebestuur ten volle overtuigd is van de wenselijkheid van en het grote belang verbonden aan een dergelijke school in Soest. Maar het College toont ook aan, dat de voortgang sinds 18 Februari 1949 - dat is sinds bijna zes jaren - van dien aard is, dat de belanghebbende industrie daar begrijpe lijkerwijze ongeduldig bij wordt en zich afvraagt, of de nodige voortvarendheid hierbij wel is betracht. Spreker stelt de Raad voor hierop te antwoorden; De Raad spreekt de hoop uit, dat aan de behoefte tot stichting van een technische school op korte termijn kan worden voldaan. Spreker erkent, dat de stichting van een goede school voor middelbaar onderwijs (H.B.S. of lyceum) veel voeten in de aarde heeft, maar hij erkent niet dat een gemeente als Soest daaraan geen behoeft heeft. Hij houdt zich er integendeel met de Fabrikantenkring van overtuigd, dat de aanwezigheid van een dergelijke school de gemeente als geheel ten goede zou komen. Daarom zou hij op dit punt de Fabrikantenkring het volgende willen antwoorden; De Raad erkent de behoefte aan een middelbare school, maar acht de stichting daarvan op dit ogenblik niet wel mogelijk. Wij houden onze aandacht daarop gevestigd. Ook het gedeelte van het prae-advies over de stich ting van enige wijkgebouwen komt spreker ongeschikt voor om als antwoord te dienen van de Raad aan de Soester Fa brikantenkring De redactie is bijna neerbuigend van vriendelijkheid en nadert de grenzen waar critiek ophoudt en onnodige hatelijkheid begint. Dit heeft de Soester Fabrikantenkring aan deze Raad niet verdiend. Herhaalde lijk hebben de leden van die kring hun cantineruimte be schikbaar gesteld aan verenigingen en zij doen dit nog geregeld. Ook op andere wijze zijn van die zijde wel - offers -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1954 | | pagina 538