12 Augustus 1955 92 onderwijzer vindt die hem toekomt. De Onderwijscommissie heeft het klaarblijkelijk niet zo onjuist gezien, toen zij de heer Van Tuijl als nummer één op de voordracht wilde plaatsen. De heer A .P.HILHORST betwijfelt, of de Raad op het ogen blik bezig is het openbaar onderwijs een dienst te bewijzen. De heer Van Wely is van oordeel, dat de benoeming van de heer Van Tuijl te Voorburg schadelijk is voor het openbaar onderwijs te Soest en dat dit voorkomen had kunnen worden door de heer Van Tuijl tot hoofd van de Beetzschool te benoemen. Daaruit zou moeten worden geconcludeerd, dat het thans aan die school benoemde hoofd ongeschikt zou zijn. Spreker be treurt het in hoge mate, dat in het betoog van de heer Van Wely een dergelijke disqualificatie ligt opgesloten. De heer VAN ANDEL merkt op buiten zijn schuld de oor zaak te zijn, dat thans deze ontslagaanvrage voorligt en dat het gemeentebestuur van Soest zich heeft geblameerd. Was spreker in de vergadering van !9 April 1955 namelijk niet wegens ziekte afwezig geweest, dan zou de heer Van Tuijl zijn benoemd. Het spijt hem, dat het zo is gelopen. Hij gevoelt deze gang van zaken dan ook persoonlijk als een druk. "Voorts merkt spreker op, dat de heer Van Tuijl per 1 September ontslag heeft gevraagd. Het College stelt echter voor het ontslag te verlenen "met ingang van een nader door B&W te bepalen datum". Is het wettelijk nodig dit zo te for muleren? Anders zou spreker liever zien, dat werd voorge steld het ontslag met ingang van 1 September te verlenen. De heer ORANJE zegt, dat de Voorzitter uiteraard te recht heeft opgemerkt, dat de Raad/tot de ontslagaanvrage ,/zich moet beperken. Dit neemt echter niet weg, dat het verzoek om ontslag door de heer Van Tuijl een gevolg is van het gevoerde beleid. Daarom ziet spreker persoonlijk nogal enige ruimte om over dat beleid iets te zeggen. Twee van de vier betrokken leden van de Onderwijscommis sie hebben tot nu toe hun misnoegen te kennen gegeven over het feit, dat de Raad zal hebben te besluiten in te stemmen met het vertrek van een onderwijzer, die de gehele commissie en met haar een groot deel van de Raad gaarne als schoolhoofd in deze gemeente zou hebben gezien. Naar aanleiding van de opmerking van de heer A.P.Hilhorst zegt spreker hier onmid dellijk bij, dat voor het benoemen van de heer Overhoff tot schoolhoofd de Raad verantwoordelijk is. Spreker wil aan die benoeming in geen geval tornen, al was het alleen maar om alle schijn te vermijden, dat bezwaren tegen de heer Overhoff hem zouden bewegen thans het woord te voeren. De Raad draagt echter geen verantwoordelijkheid voor het feit, dat hem de mogelijkheid is onthouden zich over de heer Van Tuijl uit te spreken. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij B&W - en in het College in de eerste plaats bij de wethouder van onderwijs -, die geweigerd hebben de heer Van Tuijl op de voordracht te plaatsen. Door onvoldoende waarde te hechten aan het unanieme oordeel der ouders, die om de benoeming van de heer Van Tuijl petitioneerden^ door onvol doende waarde te hechten aan het positieve oordeel van de Onderwijs commissiedoor zijn persoonlijk oordeel hardnekkig te stellen boven deze veelstemmige aandrang, dwong de wet houder van onderwijs de Raad de heer Van Tuijl buiten mede dinging te laten. En daarmede dwong hij de heer Van Tuijl elders de waardering te zoeken, die hem hier door de wethouder van onderwijs en het College werd onthouden. De heer Van Tuijl - krijgt -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 236