- 28 november 1955 - 158- zin deel uit van de rechtspositieregeling van de ambtenaar. Spreker vraagt zich af, hoe men dit verklaart ten opzichte van de drastische beperkingen bij het I.Z.A. Naar zijn oordeel maakt de door B&W voorgestelde regeling wel degelijk in materiële zin deel uit van de rechtspositieregeling van de ambtenaren, en vooral van de lagere ambtenaren. Gezien de financieel onjuiste en op drijfzand gebouwde I..Z.A.-regeling acht spreker het zeer juist, dat het college zelf een regeling heeft ontworpen in afwachting van het in werkingtreden van de definitieve Ziekenfondswetdie niet alleen wat betreft de laag bezoldigde ambtenaren, doch ook met betrekking tot het verstrekkingenniveau en financiële opzet beter is gegrondvest dan de I.Z.A.-regeling. Hij spreekt daarom de hoop uit, dat de ambtenarenorganisaties tegen de tijd van de inwerkingtreding van de Ziekenfondswet tot het juiste inzicht zullen zijn gekomen, dat ook zij daaronder behoren te vallen. Het is zeer juist en te waarderen, dat het college het regeringsbeleid in deze niet doorkruist. Te waarderen is het voorts, dat in de door B&W voorgestelde regeling de beneden de loongrens gesalarieerde ambtenaar gevrijwaard is van bijbeta ling bij doktersbezoek, voor genees- en verbandmiddelen enz. Beseft men wel goed, wat dit betekent? Door franchises zouden de lager-bezoldigden ten zeerste gedupeerd worden, vooral als zij met langdurige ziekte in hun gezin te kampen krijgen. Ton slotte merkt spreker op, dat de leeftijdsgrens voor zieke en gebrekkige kinderen nog is gesteld op 21 jaar en is afgestemd op de kinderbijslagwetten en de belastingwetgeving. Destijds is in de Tweede Kamer al uitvoerig de onbillijkheid hiervan naar voren gebracht. Waarom de leeftijdsgrens voor deze kinderen niet gelijk gesteld met die voor studerende kinderen? Dit geldt temeer, omdat ouders van deze kinderen voor zwaardere lasten worden geplaatst dan de ouders van stu derende kinderen. De Minister heeft inmiddels gehoor gegeven aan de wens van de Tweede Kamer en de leeftijdsgrens voor deze kinderen per 1 januari 1956 verhoogd tot 27 jaar. Spreker ver zoekt het college hiermede in ieder geval rekening te houden, al zal het technisch niet mogelijk zijn dit nu reeds op te nemen, daar de gemeente ook wat betreft de kindertoelageveror dening eerst wel bericht zal moeten afwachten van het Ministe rie van Binnenlandse Zaken. De heer VAN ANDE1 merkt op, dat in het voorstel van B&W een drietal met Romeinse cijfers genummerde bezwaren tegen de I.Z.A.-regeling worden uiteengezet. In het algemeen zijn deze bezwaren zeer zwak en geenszins overtuigend. Naar aanleiding van punt I der bezwaren, zegt spreker dat er inderdaad een nieuwe Ziekenfondswet zal worden voorbe reid; ja, let wel.' voorbereid. Als men daarover hoort spreken is de algemene gedachte, dat het "klimaat" voor de betrokken Minister niet gunstig is. Bovendien zal pas na de kamerver kiezingen en na het optreden van een nieuw Ministerie van de nieuwe Ziekenfondswet sprake kunnen zijn. Het is wel zeer verre toekomstmuziek om die als motief tegen het I.Z.A. aan te voeren. Intussen wachten de ambtenaren op hun ziektekostenre geling. Als die wet er over enkele jaren mocht komen, zal zeker rekening worden gehouden met de meerderheid van een reeds lang bestaande regeling. Die meerderheid is het I.Z.A. - dat -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 368