- 28 november 1955 -
1 65 -
vrouwengeluid te laten horen.
Woord voor woord onderschrijft spreekster hetgeen tegen
het voorstel van het college is gesproken. Zij zal dan ook
haar stem daar tegen uitbrengen. Zij heeft het gevoel, dat
in het voorstel van B&W de zaken niet altijd in het juiste
licht zijn gesteld. Wanneer men aanvoert, dat de I.Z.A.'s
in Limburg en Zeeland met een tekort werken, moet daar toch
ook bij worden verteld, dat Friesland, Drente en Groningen
overschotten hebben.
Tegen het beswaar van het college met betrekking tot
de franchisesregeling bij het I.Z.A. voert spreekster aan,
dat de ziekenfondsen alleen maar medicijnen kunnen geven,
die niet te duur zijn. Als een dokter te dure geneesmidde
len voorschrijft, moet hij ze zelf betalen. Voor brillen
moet men ook bij de ziekenfondsen een deel zelf betalen.
Wanneer het college de kwestie zuiver had willen stellen,
hadden ook deze feiten in de voordracht moeten staan.
Voor spreekster weegt het zwaarst, dat ongeveer 90^
van de gemeente-ambtenaren voor de I.Z.A. regeling is. Zij
hebben daarbij het grote voordeel, dat zij zelf hun be
langen in het bestuur daarvan kunnen behartigen. Ook
spreekster zou het van zichzelf niet kunnen dulden, dat zij
het verlangen van het gemeentepersoneel naar het I.Z.A.
tegenging. Wij leven in een democratische staat, zo zegt
zij, en moeten met de wensen van de belanghebbendenreke
ning houden.
De heer VAN WELY is verheugd, dat B&W door met deze
regeling te komen, de noodzakelijkheid erkennen van een
ziektekostenregeling voor de ambtenaren per 1 januari
1956.
Uit de stukken blijkt, dat het Centraal Orgaan de
gemeentebesturen op 1 december 1952 reeds de I.Z.A.-
regeling heeft aanbevolen. Eerst drie jaar nadien is het
college met een ziektekostenregeling gekomen. Het overheids
personeel heeft sterk op de I.Z.A.-regeling aangedrongen.
In januari 1952 heeft het Georganiseerd Overleg zich
reeds tot B&W gewend met het verzoek de IZ.A.-regeling
in te voeren. Dat is niet ingewilligd.
Voorts is spreker uit de stukken gebleken, dat in
de provincie Utrecht 31 van de 60 gemeenten zijn aange
sloten bij het I.Z.A. Wanneer het I.Z.A. niet aan te beve
len zou zijn, dan hadden al deze gemeenten dit toch niet
gedaan. Over het gehele land is het percentage van bij
het I.Z.A. aangesloten gemeenten eveneens ongeveer 50.
Het bestuur van het I.Z.A. bestaat uit elf leden.
Daarvan worden er vijf benoemd door de aangesloten ge
meenten en vijf door de ambtenarenorganisatiesterwijl
de voorzitter wordt aangewezen door de afdeling Utrecht
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De ambtenaren
zelf hebben dus dit instituut mede in handen.
Het college voert als bezwaar tegen het I.Z.A, aan,
dat eventuele tekorten op de aangesloten gemeenten worden
verhaald. Dit weten de andere, bij het I.Z.A. aangesloten
gemeenten ook wel. B&W moeten echter niet vergeten, dat
een tekort niet alleen op Soest wordt verhaald. Daarvoor
- worden -