22 oktober 1957 - 143. zijn. Zijn het dan B&W van Amersfoort, die de beslissingen voor Soest nemen? Neemt de raad van beheer van de C.A.W.A. die beslissingen? Of heeft het college op suggestie van de C.A.W.A. beslissingen genomen, die tot de bevoegdheid van de. raad behoren, waarna het achteraf zegt; Wij hadden graag anders gewild, maar ja, het is nu eenmaal zo gelopen en vindt het maar goed, m.a.w. aanvaardt daarvoor de ver antwoordelijkheid. Daarbij krijgt men echter spreker, en naar hij hoopt de meerderheid van de raa.d, niet mede. Men kan hem tegenvceren, dat zijn houding slechts een formeel protest is. De verantwoordelijkheid voor de gevolgen van een afwijzen van deze voordracht is niet voor de raad, maar voor het college. Het college moet dan maar zien, hoe de zaak wordt opgelost. Daar heeft de raad zich geen zorgen over te maken. Spreker is gevoelig en dankbaar voor de thans aange haalde punten, zoals de bedrijfseconomische en de bedrijfs- medische kant van de zaak. Wanneer B&W van te voren met dergelijke betogen waren gekomen, was er over te praten ge weest. Nu is het te laat. Het besluit tot opheffing van de Soester werkplaats is reeds gevallen en niet op grond van de thans door hot college aangevoerde motieven - want dan waren die opgenomen in de voordracht -, maar omdat de zaak het college uit de hand is gelopen. Spreker heeft er op gewezen, dat het college in het kader van de C.A.W.A. met de betrokken gemeentebesturen over deze kwestie had kunnen praten. Niets van dit alles is gebeurd Hoewel ever verschillende onderdelen van de zaak zeker te discussiëren valt, acht spreker dit op het ogenblik niet nodig. Het is beter zich bij het beginsel te houden en te zeggen; Het college was niet bevoegd de werkplaats op te heffen. Het besluit daartoe is onwettig geweest. In de aangevoerde motieven vindt spreker geen aanleiding voor het voorstel van B&W te stemmen. De heer VAN ANDEL frappeert het, dat de betrokken wet houder blijft volhouden, dat het college wettig en juridisch juist heeft gehandeld. Voorts is het hem opgevallen, dat de voorzitter het niet voor honderd procent uitgesloten acht, dat er weer een werkplaats te Soest zal worden opgericht. In de derde plaats merkt hij op, dat al hetgeen de voorzitter gezegd heeft, mosterd na de maaltijd is, omdat het college de raad al heeft gepasseerd. Het betoog van de voorzitter had spreker wellicht in normale omstandigheden, ondanks hot door hem in de commissie ingenomen standpunt, er van kunnen overtuigen, dat het opnemen van de Soester tewerkgestelden in de Amersfoortse werkplaats in het belang van de gehandicapten zou zijn. Dit betoog had echter moeten worden gehouden in een raadsvergadering, waarin de raad over deze aangelegenheid, had kunnen beslissen. Mevrouw POLET-Musler heeft in eerste instantie gezegd, dat de raad eerder in kennis had moeten worden gesteld. De wethouder daarentegen zegt, dat het hier een afwikkeling van de gemeenschappelijke regeling betreft, die is opgedrage: aan B&W. Daartegenover stelt spreekster, dat de gemeenschap pelijke regeling is aangenomen, nadat het college in de be geleidende brief aan de raad had toegezegd, dat de Soester werkplaats zou worden gehandhaafd. Wanneer het college deze - toezegging -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1957 | | pagina 286