- 19 december 1957 - 187. Nederlandse Gemeenten en niet meer. Daarnaast bestaat de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten, wier aandelen voor de helft in handen zijn van de gemeenten, die er aan mee doen, terwijl de staat de andere aandelen in handen heeft. Dit is steeds de opzet van de Bank voor Nederlandsche Ge meenten geweest. Deze bank is altijd een semi-staatsorgaan geweest. Door haar relatie met de staat heeft de Bank voor Nederlandsche Gemeenten de mogelijkheid gekregen vele ge meenten uit de financiële impasse te helpen. Aan de andere kant heeft de bank daardoor bepaalde verplichtingen tegen over de staat op zich moeten nemen, waardoor toeneemt de afhankelijkheid van de bank tegenover de staat, welke afhankelijkheid ook al in de opbouw van het kapitaal tot uiting komt. De Bank voor Nederlandsche Gemeenten heeft echter niets te maken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Door middel van het rente gamma heeft de staat de kapitaalverstrekking gemonopoliseerd. Daar de staat zelf tegen voor de geldgever gunstiger voorwaarden leent, is het begrijpelijk, dat de geldgevers aan de staat en niet aan de gemeenten lenen. De staat is bereid het geld door te geven aan de gemeenten en hij krijgt daardoor een in geen enkele wet voorziene invloed op het gemeentelijk beleid. In Den Haag wordt nu uitgemaakt voor welke werken kapitaal wordt verstrekt en voor welke niet. Dit is een bijzonder betreurenswaardige gang van zaken, die wanneer de huidige financiële moeilijkheden achter de rug zijn, zo spoedig mogelijk weer zal moeten worden teruggedraaid. De heer Oranje heeft nog op een andere gang van zaken gewezen, die kan leiden tot het prijsgeven van de gemeente lijke autonomie, namelijk het vooroverleg met de toezicht houdende organen. Inderdaad bestaat bij dit vooroverleg het gevaar, dat de controlerende organen op de stoel van de gemeente gaan zitten, waardoor een verplaatsing van de verantwoordelijkheid zou plaats hebben. Het ooilege is er echter bijzonder op bedacht, dit hier niet te doen ge beuren. Er vindt natuurlijk wel eens vooroverleg plaats, maar toch betrekkelijk heel weinig. Het college staat er op, de verantwoordelijkheden in deze goed uit elkander te houden. Hoewel de ontwikkeling, waartegen de heer Oranje waarschuwt, hier en daar plaats-vindtte Soest behoeft men daarvoor niet bang te zijn. Deze gehele begroting staat onder de ban van de be stedingsbeperking. Dit blijkt niet zo erg uit de begroting:? wanneer men deze begroting legt naast de vorige begroting, merkt men daar niet zoveel van. Maar zowel op de sector van de kapitaaldienst als op de dagelijkse sector van het be leid drukt de bestedingsbeperking zeer zwaar. Verontrustend is, dat de grote achterstand, die in Soest ongetwijfeld bestond en die men na de oorlog langzamerhand aan het in halen was, maar die nog lang niet ingehaald is, nu weer wordt vergroot, zodat Soest verder achterop raakt. Het tweede verontrustende verschijnsel is, dat de bestedings beperking de gemeente geld gaat kosten. De wethouder VAN ZADELHODE sluit zich aan bij de door de voorzitter gesproken woorden van dank ten opzichte van de uit de raad gekomen waardering voor het college. Mede namens de andere wethouders schaart hij zich voorts achter de door de raadsleden gebracht dank voor de lei- - ding -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1957 | | pagina 374