- 22 december 1958 -
148-
de aangegeven methode een behoorlijke oplossing wordt verkregen. Deze
oplossing is ook in de omliggende gemeenten gevonden. Het betreft hier
dus niet een unicum of novum.
llaar aanleiding van hetgeen de heer Hilhorst over het onderhoud der
wegen heeft gezegd, zij er op gewezen, dat de gemeente na de oorlog stond
voor een enorme achterstand, die was ontstaan zowel vóór de oorlog als
in de oorlog. Spreker gelooft, dat reeds een heel stuk van die achterstand
is ingehaald, alhoewel op andere punten weereen achterstand dreigt te ont
staan
Inderdaad zijn de verplichte uitgaven zeer groot. Op deze uitgaven
is geen bezuiniging mogelijk. Er zijn betrekkelijk weinig posten, waarop
men wél zou kunnen bezuinigen. Bij de nieuwe financiële verhouding tussen
het rijk en de gemeente zal dan ook meer rekening worden gehouden met
de verplichte uitgaven der gemeenten, zodat voor de niet verplichte uit
gaven meer ruimte overblijft. Daarom is het des te meer te betreuren, dat
deze nieuwe regeling nog niet tot stand is gekomen. Daardoor vaart de
gemeente eigenlijk geheel in de mist. Er is wel een ontwerp voor de nieuwe
regeling, maar dat moet de Kamer nog doorlopen. Er bestaat in het geheel
geen zekerheid, dat dit ontwerp daar ongewijzigd uit te voorschijn zal
komen.
De onderhavige begroting is sluitend gemaakt door over de reserve
te beschikken. Dit noemt men wel een sluitende begroting, maar in feite
is dit eigenlijk een niet sluitende begroting. Er zullen niet veel ge
meenten zijn, die een werkelijk sluitende begroting hebben. Dit is een
kwestie, die ook nationaal gezien hoogst, hoogst onbevredigend is.
De heer Hilhorst heeft naar voren gebracht, dat de gemeente van de
omstandigheid, dat de rentevoet iets is gedaald, moet profiteren ten be
hoeve van de woningbouw. Spreker gelooft niet, dat deze verlaging van de
rentevoet op de gemeentelijke woningbouw veel invloed zal hebben. De ge
meentelijke woningbouw wordt op het ogenblik beheerst door het bouwvolume,
dat de gemeente krijgt toegewezen, terwijl de gemeente voor de financie
ring van de woningbouw nog altijd is aangewezen op bemiddeling door het
rijk. De gemeenten kunnen nog niet zelfstandig op de kapitaalmarkt werk
zaam zijn. Het rentegamma ligt namelijk nog altijd beneden het in werke
lijkheid gangbare rentepercentage. De Bank voor Hederlandsche Gemeenten,
die in deze de bemiddelaar voor de gemeenten is, mag echter van dat ren
tegamma afwijken en kan daardoor wel geld lenen.
De heer van den Arend en ook andere sprekers hebben gewezen op de
omstandigheid, dat Soest deel uitmaakt van het westen des lands, dat op
het ogenblik tot stormachtige ontwikkeling komt. Men wil die ontwikkeling
in goede banen leiden. Men maakt allerlei prognoses. Men moet zich echter
goed realiseren, dat die prognoses zijn veronderstellingen gebaseerd op
bepaalde uitgangspunten. De toekomst kan echter best anders worden dan
men zich die gedacht heeft. De ontwikkeling kan sneller of langzamer en
ook in een andere richting gaan. De gemeente moet van dag tot dag op de
hoogte blijven van die ontwikkeling en van de tendenzen die zich in deze
ontwikkeling voordoen, opdat zij met haar plannen niet achteraankomt
De gemeente moet zich op het ogenblik al afvragen, hoe de toekomstige
ontwikkeling van Soest in grote lijnen zal moeten zijn. De heer van den
Arend heeft gezegd, dat men daarbij niet alleen moet afgaan op de visie
van de stedebouwkundigenSpreker neemt aan, dat hij daarmede heeft be
doeld, dat men er voor moet waken, dat ook deze aangelegenheid niet te
veel komt in handen van de deskundigen, van de technocraten, die de zaak
alleen vanuit hun misschien enigszins enge wetenschappelijke gezichts
hoek bekijken, en dat men ook het oordeel van de gewone, nuchtere man in
deze in het oog moet houden. Dit is nu juist de taak van de raad. De
raad krijgt adviezen van deskundigen en zal daarnaast moeten leggen zijn
eigen minder deskundige oordeel, dat echter is gebaseerd op een grotere
kennis van de plaatselijke omstandigheden. De raad zal zich voorts voor
ogen moeten houden wat gewenst is. De raad zal de toekomstige ruimtelijke
- ontwikkeling -