110.
De heer Endendijk kan heel veel van het door den heer
de Koning gesprokene onderschrijven. Ook hij heeft als lid der
Binantieele Commissie de "beswaren van het voorstel van Burge
meester en Wethouders gevoeld. Spreker zoekt een oplossing
zonder groote verhooging van den factor. Het voorstel de Koning
zou Spreker willen noemen een gevaarlijk voorstel dat zeker
niet door Ged,Staten zal worden aanvaard. Het voorstel de
Koning bevat echter een goede gedachte. Spreker vreest evenwel
dat het belemmerend zal werken op den algemeenen gang van
zaken, want Gedeputeerde Staten spelen den baas en op strenge
wijze,ook ten opzichte van Soest.. Zij zullen het dus zekerlijk
niet aanvaarden. Spreker heeft een ander voorstel dat staat
tusschen het voorstel van Burgemeester en Wethouders en dat
van den heer de Koning, Het onrecht dat de heer de Koning van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders vreest wordt door
zijn voorstel niet weggenomen.De navordering moet toch betaald
worden. Bijgevolg sullen ook de nieuwe inwoners moeten bijdragen.
De door Burgemeester en Wethouders voorgestelde verhooging van
0,5 zal ons hard klinken en van invloed zijn op de vestiging.
Spreker zou dan de verhooging terug willen brengen op 0,1 waar
Ged.Staten z.i.wel overheen zullen stappen. Mede door alsnog
toe te passen bezuiniging zou dan in drie jaar dekking zijn
gevonden.Wel blijft een onrecht hier ook bestaan want de nieuw
gevestigden moeten ook bijdragen maar daaraan valt niet te
ontkomen. Spreker betreurt het dat de actie omtrent de onwet
tigheid succes heeft gehad. De adresseerendenhebben de gemeente
daarmede geen dienst,doch een ondienst bewezen, want de kosten
van terugbetaling komen er voor de gemeente nog bij. Spreker
acht de beste oplossing de factor te bepalen van 1,9 op 2.
De heer Scheffer heeft rnet belangstelling de rede van den
heer de Koning aangehoord. Spreker vindt het wel te betreuren
nu de heer de Koning ons zoc'n duur politiecorps heeft bezorgd.
Wethouder van Elten is voor het voorstel van den heer
de Koning,maar vraagt waarom in tien jaar. Hu zouden er voor
rente en aflossing van de door den heer de Koning voorgestelde
leening f 6000,- uit de begrooting,die toch al krap is,moeten
worden gehaald. Spreker vraagt waarom dan niet op langeren termijn,
b.v.twintig jaar aangezien uit de begrooting niets meer is te
halen. Spreker weet uit ervaring dat het zoo niet meer is te
doen.
Wethouder van den Berg zegt wat de heeren de Eoning^en En
dendijk in het midden hebben gebracht met belangstelling nebben
aangehoord. Omtrent de door den heer Endendijk gemaakte opmer
king over de kosten van terugbetaling moet Spreker even recht zet
ten dat toch de gemeente de rente van de f 40.000,- ten onrechte
geheven belasting heeft genoten. Het verschil tusschen het voor
stel Endendijk en de Koning omtrent drie of tien jaar heft de
onrechtvaardigheid niet op. Evenwel het betalen van een schuld
valt een particulier des te gemakkelijker naar mate de termijn
van aflossing langer is. Spreker vindt dat f 4000,- per jaar uit
de begrooting te halen niet noemenswaard zal worden gevoeld.
Spreker is dus voor het voorstel van den heer de Koning en zou
nog liever het voorstel van wethouder van Elten willen overnemen.
Mochten Ged.Staten geen goedkeuring hechten aan een eventueel
besluit voortgekomen uit het voorstel de Koning,dan kan tot de
Kroon worden gegaan. Men is toch al aan het marchandeeren.
De heer van den Breemer zou gaarne meegaan met het voorstel
de Koning,het liefst echter met dat van wethouder van Elten,want
factorverhooging wenscht hij niet;zulks is ook de wensch van de
bevolking.
De heer Besselsen vindt dat de Raad nu al zoo lang zit te
haspelen.Geld moet er komen.Indertijd besloot de Raad om terug
te betalen. Spreker vindt de houding van den Raad thans incon
sequent .Bij de heffing der navordering goldt o.a. als motief
a° de toen ter tijd bestaande tekorten ineens n.l.door de na
vordering zouden worden gedekt, om daardoor te voorkomen dat*
ook