130. geldleening "bestreden kunnen worden uit gelden,welke vrij komen,door aan te "brengen "bezuinigingen.Om dezelfde reden is het ook onjuist te zeggen,dat de menschen,die zich hier zullen vestigen onreoht zullen lijden.Spreker heeft dan ook vertrouwen dat de Kroon den Raad in het gelijk zal stellen. De heer Endendijk staat nog op hetzelfde standpuntdat hij in de vorige vergadering innam.Spreker staat evenwel thans minder dicht hij den heer de Koning dan op die ver gadering, toen hij nog een tusschenvoorstel wilde indienen, want nu is hij tot de conclusie gekomen,dat het verreweg het "beste is den factor op 2,2 te brengen. Immers het onreoht zal het minst gevoeld, worden,wanneer in 1 jaar de de kwade post wordt ingehaald. Daarom stelt Spreker voor het vorig besluit in te trekken en den factor te stellen op 2,2 .Du de biljetten nog niet uit zijn,kan nog de moei lijkheid worden ontgaanwelke zich anders bij de vaststel ling van de aanslagen zou voordoen. De Voorzitter deelt naar aanleiding van de bewering van den heer Endendijk inzake de aanslagbiljetten mede,dat reeds voorloopige aanslagen zijn uitgereiktdoch dat bij de definitieve aanslagen eerst de vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer te pas komt. De heer van Doorne acht dit onjuist en is van oordeel, dat een voorloopige aanslag enkel een aanslag is volgens aangifte. Spreker is van oordeel,dat door den Inspecteur onvoorzichtig zou worden gehandeld,wanneer later bij het vaststellen van den definitieven aanslag rekening zou worden gehouden met den verhoogden factor,daar de "belasting betalers dan wel eens op grond van het zoo juist gevallen arrest van den Hoogen Raad terugbetaling zouden kunnen vragen. De Voorzitter blijft van oordeel,dat het opleggen van een voorloopigen aanslag slechts een kwestie var, inning betreft.In verband met deze kwestie leest Spreker uit den brief van den Inspecteur" een passage van een circulaire van den Minister voor,waaruit blijkt dat voorloopige aansla gen kunnen worden opgelegd tegen den factor van het afge- loopen jaar,wanneer de factor nog niet is vastgesteld. De heer de Koning,die opmerkt,dat het hier een ander geval betreft,daar de factor reeds vastgesteld is,dringt er op aan,dat de Raad op den ingeslagen -weg zal voortgaan en de Kroon zal l,aten beslissen.Zulks heeft bovendien het voordeel,dat de xAaad dan feitelijk buiten de verantwoorde lijkheid blij ft.--Spreker handhaaft niet zijn voorstel, tegen beter xn,maar Gedeputeerde Staten hebben geen afdoende ar gumenten gebruikt,en geen enkel artikel aangehaald,waarop hunne meening zou berusten. De heer van Doorne vraagt nog,of wij den Inspecteur niet kunnen verzoeken het opleggen van voorloopige aansla gen op te schorten. De heer van den Berg is het met den Voorzitter niet eens en waarschuwt er tegen,om hetzelfde te doen als vroeger door op een vastgestelden factor terug te komen. De heer Endendijk is de meening van den heer de Koning niet toegedaan en is van oordeel,dat Gedeputeerde Staten wel goed overwogen handelen,ook al halen zij geen enkel artikel 'aan.Bovendien betreft de voorgestelde belasting- verhooging slechts een schijnverhooging,daar 3/10 wordt verhoogd,en 4/10 wordt teruggegeven. Spreker acht het niet mogelijk,dat de lasten der leening door bezuiniging ge vonden zullen worden,daar toch ook de rente moet worden opgebracht.Daar komt bij .dat bij het voorstel de Koning

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1927 | | pagina 294