22 October 1928-- 199. Dg heer Buschj die het hier wel eens mee is, merkt op. dat al zouden we nu de "balans "behandelen overeenkomstig de in de of ficieuze vergadering gedane interpretatie, toch nog zou blijken dat er een verschil in cijfers zou zijn. Bit verschil is van zoodanigen aard dat daarmede vermoedelijk geen rekening is ge houden of geen rekening is kunnen worden gehouden. Het is ge- wenscht die verschillen alsnog onder de loupe te nomen. Spreker is er wel van overtuigd dat de balans is opgemaakt in overeen stemming met de officieuze interpretatie, doch hij blijft het noodzakelijk vinden dat de balans naar de door hem bedoelde com missie gaat, Er zijn hier verschillen, die onderzocht kunnen worden, Spreker zegt evenwel dat van kwade trouw geen sprake is en B, en W, geen enkel verwijt treft. Voorts herhaalt Spreker nog dat de Baad thans een interpretatie kan geven in officieele vergaioringc Misschien zijn de meeningen gevrij zigd en dan zou vaststelling van deze balans geen nut hebben en zou dubbel werk verricht zijn., De Voorzitter merkt- op dat het verschil der cijfers vast ligt in het Raadsbesluit van 15 Juni 1926 goedgekeurd door Ged. Staten op 24 Augustus 1926 betreffende de inbrengwaardeMen moet van dit besluit uitgaan, ook al hebben er vroeger andere cijfers bestaan; deze zijn door genoemd .raadsbesluit; al3 t ware implicite ingetrokken. Be heer van Boorne is het er nieo mee eens dat de aanneming van de balans geIrj ktijdig met de interpretatie moet geschieden. Be verschillen die er blijken te zijn, blijven bestaan. Be vraag is nu of het noodzakelijk is deze verschillen opnieuw te bespre ken, Ben en ander kan tct oplossing gebracht worden door de balans om advies in handen te stellen van de door den heer Busch bedoelde gecombineerde commissie. De Voorzitter zegt dat alles afhangt va,n de vraag waar of men vanuit moet gaan, van welke praemisse. Naar Sprekers oordeel moet men uitgaan van het bedoelde besluit van 15 Juni 1926, Die begroo- tingswijziging is de basis» Br is in Nov.1925 wel een .raadsbesluit genomen bepalende de inbrengwaardedoch een begrootingswijziging .is naar aanleiding van dit laatste besluit nimmer aan Ged,Staten ingezonden., Vvel is dit in 1926 geschied, waarbij andere cijfers zijn aangehouden dan die van Nov.1325iDit raadsbesluit van 15 Juni 1.926 is goedgekeurd door GedeStaten; men moet dus van dit besluit uitgaan; dit besluit is de basis, Men mag een ander be grip hebben, man mag afkeuren wat de Raad toen besloten heeft» maar we zitten vast aan dat besluit,, waarvan de weerklank gevonden moet worden in de gemeenterekening. Men mag dus van geen ander beginsel, uitgaan, Be heer Busch vraagt als het tweede raadsbesluit goedgekeurd is door Ged.Staten, wat dan wel van het eerste besluit door dat college gezegd. isc Bc Voorzitter zegt dat het eerste besluit niet bij Ged,Staten is geweest. In Nov» 1925 werd het besluit tot inbreng genomen; daarbij was geen begrootingswijziging» In 1926 is eerst de begroo tingswij ziging door den Raad vastgesteld: toer. is door den Raad bepaald dat de inbreng zou zijn voor f 1,565,324.83. De heer Grootewal merkt op dat ook dan blijkt dat in de ba lans andere cijfors voorkomen Wethouder Hoenders lacht hierop toe dat tusschen die twee cijfers nog een balans zit» nl-van 1923- die wel goedgekeurd is

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1928 | | pagina 434