Januari 1923
eerste -periode van 1923, alhoewel zij geen post achter zich heb
ben, dié door Ged.Staten is goedgekeurd. Behalve de verantwoorde
lijkheid voor de afgifte van hevelschriften door Burgemeester en
Wethouders is er nog een andere "bepaling die Burgemeester en Jet-
houders verantwoordelijk stelt. Zij worden n.1. wegens uitgaven
waardoor een begrootingspost wordt overschreden persoonlijk aan
sprakelijk gesteld jegens de gemeente indien die uitgaven hij het
besluit van Ged.Staten tot vaststelling der ontvangsten en uitgaven
niet onder de uitgaven worden opgenomen. aar hier dus nog geen
•post bestaat, wordt de verantwoordelijkheid nog grooter* In ver
band hiermede zijn de beide reeds genoemde oommissies gehoord en
wordt deze spoedvergadering gehouden. Al doet het Burgemeester en
Wethouders zeer groot leed, zij kunnen niet anders handelenj zij
kunnen geen grootere verantwoording op. zich nemen dan voor het be
drag op de begrooting aangewezen. Burgemeester en Wethouders gaan
zelfs nog verder. Gesteld dat de begrooting behandeld was, gesteld
dat Ged.Staten het gemeentebestuur gemachtigd hadden tot op de
helft der aangevraagde sommen uitgaven te doen, dan nog waren
Burgemeester en Wethouders verantwoord jrot een bedrag van f ^00,-
n.1. 50 van f 15.OOO,-. Waar er thans geen begrooting is, waar
dus geen post door Ged.Staten goedgekeurd is, drukt een zware
last op de schouders van Burgemeester en Wethouders. Daarom kunnen
Burgemeester en 'Wethouders onmogelijk verder gaanalhoewel zij
gaarne anders hadden gewild. Dat de post Werkverschaffing steeds
nauwkeurig door Ged.Staten onder de loupe wordt genomen, blijkt
wel uit hunne brieven die zij bij de goedgekeurde begrootingen
hebben toegezonden. Dat College heeft steeds het gemeentebestuur
op het hart gebonden het financieel beleid zoodanig te regelen,
dat de financiën niet te veel geschokt worden. Bij de begrooting
1927 vastigen zij er nogmaals de aandacht op dat de finaneieele
toestand van de gemeente groote voorzichtigheid eischt. Bij de
begrooting 1926 deelen zij mede dat zooveel mogelijk op de huis
houding der gemeente moet werden bezuinigd. Zij versoeken vermin
dering van uitgaven wae.rna mettertijd de eveneens wenschelijlce ver
laging van den belastingdruk zou kunnen volgen. Bij de begrooting
1925 werd gezegd door Ged.Staten, dat er krachtig maatregelen
moeten worden genomen om den bestaanden achterstand in te halen
en evenwicht te brengen tusschen ontvangsten en uitgaven. Het
komt hun College voor dat op de huishouding der gemeente belang
rijk kan en moet worden bezuinigd. Zij vestigen er voorts de aan
dacht op dat het abnormaal gedeelte van de kosten van werkver
schaffing uit de gewone middelen moet worden gevonden. Hieruit
blijkt dus wel dat door Ged.Staten een scherp toezicht wordt ge
houden, vooral ook on de kosten voortvloeiende uit de werkver
schaffing.
Spreker merkt op dat in de vorige Raadsvergadering en in de
ommissievergadering met Burgemeester en Wethouders wel is gezegd
at op de begrooting enorme bezuinigingen zullen ïforden aange-
ent,. Burgemeester en Wethouders voeren hiertegen aan dat deze
bezuinigingen nog maar denkbeeldig zijn, en dat de Raad zich hier-
00"1''c no® moet uitspreken. Burgemeester en Wethouders stel-
hPfir.StvK V00r'!:s °D ket standpunt dat de gelden, door bezuiniging
belsfl+i a^r yerkreSenalleen mogen dienen tot vermindering van den
a„ lnG'drUiCdan wel tot vanming eener reserve. Spreker hoeft
hirmoÜi e^e van de vorige vergadering gezegd dat de Raad nu zelf
verbans°r,G-10 ra^ddeleK b°Jc dekking zal moeten aanwijzen. In dit
meenf^J Tr ?re er, Wijzsn 02 het faalde bij art. 213 der Ge-
nn... u ^-e d Tan dat artikel kan buiten de be
te, ^?en U1 cSaaf geschieden dan met afzonderlijke voorafgaan-
--chtiging van Ged.Staten. Dit geldt voor het geval er een be
groot-' -ig