- 28 Februari 1929 72. in ieder geval 100 "boomen zullen worden toegekend. Het voorstel van den heer Grootewal wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 37, (4e Afd.nr.356). Behandeling van het rapport der Commissie van Onderzoek in zake het Grondbedrijf. De Voorzitter zegt, dat de oorsprong van deze zaak "bekend is. Indertijd is een commissie benoemd om het beleid bij het Grondbe drijf na te gaan. Dat beleid heeft een zakelijken en persoonlijken kant. Volgens Spreker komt de zakelijke, kant hierop neer, dat men den directeur van het Grondbedrijf heeft toegedicht dat hij niet voldoende administratief doorzicht zou hebben, om het grond bedrijf in goede banen te voeren. Daarnaast is naar voren gebracht, dat er sprake zou kunnen zijn van min of meer oneerlijke prac- tijken (fraude). Spreker deelt mede, dat dit laatste iets is, dat het College van Burgemeester en Y/ethouders verre van zich afwerpt en ook nimmer heeft verondersteld, hetgeen ook in het voorstel van Burgemeester en Wethouders is medegedeeld. Voorzoover Spreker heeft kunnen nagaan, heeft ook bij de leden der Commissie van on derzoek en bij de overige raadsleden geen verdenking van fraude be staan, Voor een juiste behandeling van deze zaak door den Aaad, acht Spreker het noodzakelijk, dat de haad deze verdenking van fraude uitsluit. Spreker deelt vervolgens mede, dat het College zijn indertijd gedaan voorstel handhaaft. In dit voorstel komt terdege tot uitdrukking dat de gewezen directeur niet voldoende waardeering heeft gehad voor de noodzakelijkheid van een behoor lijke administratie. Doordat de administratie niet behoorlijk is gevoerd, is verwarring ontstaan. De omstandigheid, dat de direc teur in het administratieve deel tekort is geschoten, wordt door het College ten zeerste betreurd. Om de besprekingen in goede banen te kunnen leiden, zag Spreker gaarne, dat de rtaad zich allex-^ eerst uitsprak, of al clan niet aan fraucle mag worden gedacht. Spreker meent dat de haad eenstemmig zal kunnen verklaren, dat van fraude geen sprake is Spreker is derhalve van oordeel, dat men moet blijven bij het zakelijk deel en merkt in clit verband op, dat men moet aannemen, dat de commissie van onderzoek, welke hare bevindingen heeft neergelegd in haar rapport, de zaak geheel heeft onderzocht en deze zaak dus daarmede is uitgeput. Spreker, die toegeeft dat de raadsleden die niet van cle commissie van on derzoek deel hebben \itgemaakttegenover de zaak «enigszins anders staan, vraagt aan de leden uitspraak over het al dan niet bestaan van fraude en vraagt wie van de leden het woord verlangt. De heer Gasille verklaart hierop niet te kunnen beoordeelen, of al dan niet fraude heeft plaats gevonden. Op de vraag van den heer Van Doorne, of de Voorzitter met fraude enkel financieele fraude bedoelt, geeft deze laatste een be vestigend antwoord, waarna de heer Van Doorne mededeelt, dat de Commissie er niet over gesproken, noch over gedacht heeft. De Voorzitter wijst er op, dat verondersteld moet voorden, dat de oommissie, welke zelfs acht heeft geslagen op krantenartikels, de raaterie geheel heeft onderzocht, zoodat in het rapport wel tot uitdrukking zou zijn gekomen indien financieel niet toelaatbare handelingen waren gepleegd. De gewezen directeur van het Grondbe drijf kan derhalve concludeeren, dat dit punt is afgedaan. Spreker stelt voor het rapport der Commissie punt voor punt te behandelen, De heer Van Doorne kan daarmede niet accoord gaan. Spreker merkt op, dat het van belang kan zijn om te bespreken hoe de Com missie in het algemeen heeft gewerkt en wenscht dat de leden in de gelegenheid worden gesteld om algemeene beschouwingen te houden. De

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1929 | | pagina 180