28 Debruari 1929 73.
De Voorzitter antwoordt, dat indien algemeene "beschouwingen
zouden moeten worden gehouden, daaruit de conclusie zou moeten wor
den getrokken, dat het rapport der Commissie niet volledig v/as ge
weest. Men mag evenwel veronderstellen, dat door de Commissie de
zaak geheel is onderzocht, en dat de bevindingen der Commissie in
haar rapport zijjin neergelegd. Spreker betreurt het evenwel, dat de
Commissie geen algemeene conclusie heeft gegeven. Kon de Commissie
niet eenparig tot één algemeene conclusie of beschouwing komen, dan
bestond er geen reden, waarom niet naast de opvatting van de meer
derheid in het rapport zou zijn neergelegd de opvatting van de min
derheid. Algemeene beschouwingen van de zijde der Commissie acht
Spreker dan ook niet op zijn plaats.
Nadat de heer Van Doorne nogmaals als zijn verlangen te kennen
heeft gegeven, om over deze aangelegenheid iets in het algemeen te
zeggen, verklaart de Voorzitter dat hij er zich bij neer zal leggen,
indien de Aaad algemeene beschouwingen wenscht te houden.
De heer Hilhorst dacht, dat enkel het indertijd door Burgemees
ter en Wethouders ingediende voorstel zou worden behandeld. Door
het houden van algemeene beschouwingen over het rapport der Commis
sie zal verder worden gegaan.
Do heer Gasille merkt op, dat op de agenda voor de raadsverga
dering vermeld staat: behandeling van het rapport van de Commissie
van Onderzoek. Daarbij is noch van eenige beperking of uitbreiding
sprake, zoodat ieder raadslid, het recht moet hebben om algemeene
beschouwingen te houden. Volgens Spreker is het voorstel van Burge
meester en Wethouders van de baan.
De Voorzitter blijft bij zijn meening, dat de Commissie in het
rapport alles had moeten zetten, doch kan zich wel voorstellen, dat
een raadslid, die geen lid van de Commissie is geweest, iets al
gemeens wil zeggen.
De heer Gasille vestigt er de aandacht op, dat de leden om de
te nemen eindconclusies te kunnen definieeren, algemeene beschou
wingen moeten kunnen houden.
De Voorzitter verklaart thans algemeene beschouwingen te zullen
toestaan, mits daarbij binnen het raam van het rapport wordt geble
ven.
De heer Van Doorne vindt dat om een juist oordeel te vellen,
men eerst een stukje geschiedenis dient na te gaan, daar in het be
gin de kiem van het bederf ligt. Sprlcer wijst er op, dat in het
jaar 1920 de heer Doeken een rapport heeft samengesteld, waarbij hij
op den voorgrond stelde, dat het grondbedrijf zuiver administratief
was. De eerste fout, welke men nu gemaakt heeft, v/as deze dat men
uit het oog verloor, dat de administratie hoofdzaak v/as, terwijl de
tweede fout was dat men als directeur eon technisch man wensehte,
De Voorzittex merkt thans op, dat het gaat om het beleid van den
gewezen directeur van het grondbedrijfén dat hetgeen de Haad in
dertijd heeft gedaan, met dat beleid niets heeft uit te staan.
De heer Van Doorne is het hier niet mede eens, daar de geschiede
nis het verkeerde beginpunt kan aanwijzen. Spi"eker acht het een
hoogst ernstige fout, dat als directeur van het grondbedrijf een
technisch man is aangewezen. Spreker, voortgaande, vestigt de aan
dacht op eenige punten, welke de commissie bij haar onderzoek is
tegengekomen en waarbij zich puzzles hebben voorgedaan, welke men
niet tot oplossing heeft kunnen brengen. Een dezer puzzles was, dat
gsen taxatie heeft plaats gevonden van het belangrijke complex J"u-
^ianaplein, doch dat desondanks een schattingsrapport over dat com-
plex^door de schattingscommissie, bestaande uit de heeren Dammers,
Van Alten en Van der Volden is onderteekend. Dit rapport is dus
lijkbaax- tusschen de stukken geschoven, doch men heeft niet kunnen
nagaan, in hoeverre de directeur daar debet aan is geweest. Een
belanc-