29 Mei 1929 - 137.
wenscht voorts non; een en ander mede te deelem ten aanzien van het
prae-advies van B. en V. Daarin wordt o.a, op blz. 1 onderaan ge
zegd: In de lijn van hunne redeneering, zouden eigendommen., die
reeds zoolang in het "bezit der gemeente zijn. dat de voor de beta
ling daarvan aangegane leening reeds geheel is afgelost, geen waar
de meer hebben"» Dit zou natuurlijk onzinnig zijn. maar de voor
stellers hebben nog genoeg gezond verstand om dergelijke onzin
niet te beweren. Men moet art.4 lezen in verband met hetgeen voor
afgaat, dus ook met art.1.Eu wordt door B. en W. iets verder eigen
machtig aan art.1 een anderen uitleg gegeven dan er letterlijk
staat. "Wij gelooven - aldus zeggen B. en W. - dat de keuze van
het woord "administratief niet bijster gelukkig is geweest. Beter
ware geweest in stede van "administï'atie" te bezigen "bedrijf".
Spreker zegt voorts "m.i. hebben wij met dit geloof niets te maken.
Er staat "administratie" en daaraan hebben wij ons te houden.
Welnu, de gronden waren in administratie bij de gemeente en komen
nu volgens art.1 in een afzonderlijke administratie. Voor welke
waarde? Voor de waarde, die zij op het tijdstip van inbreng volgens
de oude administratie geacht worden te vertegenwoordigen. Dat de
waarde, waarvoor eenig onroerend goed in boekhoudkundigen zin ge
waardeerd wordt met de werkelijke waarde niets te maken heeft,weet
iedereen die iets van boekhouden afweet. Heele fabrieken met ter
reinen vindt men soms in particuliere bedrijven voor f 1,- te boek
staan. Onze Hekeningsvoorwchriften brengen mede dat men die f 1,-
niet behield, zoodat men zelfs tot een waarde van nul kon komen.
Welnu, dan wordt zoo'n complex voor nul opgenomen of liever "pro
memorie", zooals trouwens ook in het staatje, door ons geleverd ter
toelichting van het totaalcijfer van ruim f 7 5.000.,-, is geschied.
De bev/ering van B, en W. "Voorstellers houden geen rekening met
het feit, dat volgens van hooger hand gegeven voorschriften op alle
gemeenteleeningen telken jare een zeker percentage moet v/orden af
gelost. Het restant-schuld op zeker eigendom is dus afhankelijk
van de daarvoor bestede aankoopsom en van het jaar der eigendoms-
verkrijging" mist dan ook allen grond. De dan volgende bewering
"en nu is het ons inziens toch niet vol te houden, dat de gronden
na verloop van zekeren tijd in waarde dalen, veeleer is het tegen
overgestelde aan te nemen,1' heeft evenmin meer eenigen zin,. Dit
geldt evenzeer voor het medegedeelde in het prae-advies dat "door
deze zienswijze van voorstellers nimmer wordt verkregen de zoo na
mogelijk te verkrijgen "werkelijke" waarde der in te brengen gronderf
Er staat nergens dat de balanswaarde zoo dicht mogelijk moet zijn
bij de werkelijke waarde. Het verder gegeven betoog in lid "4. e.v.
van het prae-advies van B. en W. heeft misschien iets meer betee-
kenis. De min-vriendelijke woorden: Het is enkel door gemis aan
kennis der gemeentelijke administratie en meer in het bijzonder
der gemeentelijke financicele administratie, dat Voorstellers door
een zoodanig argument hun zaak verdedigen" zullen wij stilzwijgend
voorbijgaan. Wij moetentoegeven dat de bedoelde gronden niet in
dien zin voor een bepaalde waarde te boek stonden, dat deze waarde
bij eersten oogopslag af te lezen was uit de gemeenteadministratie.
"Hoogstens was door een vrij ingewikkelde berekening (aldus B. enW
na te gaan, hoeveel schuld op elk onderdeel rustte." Burgemeester
en Wethouders geven hier een betoog dat de door een Staatscommis
sie Oppenheim gewensehte hervorming der gemeenteadministratie, met
een balans als sluitstuk tot op heden niet is doorgevoerd. Van
deskundige zijde merkt men ons op: "Het moet toch B. en W. bekend
zijn dat een balans in de keopmansboekho-uding geen deel wan de
ad mi nis t rat ie