zoodat aan deze zaak eindelijk een einde kwam, waarbij hij zelfs
wees op de zeer welwillende medewerking van dan Voorzitter in deze
kwestie. Eoen de Voorzitter er in een van de besprekingen den heer
Nagtegaal op wees, dat in de rekeningen van de afgeloopen jaren
toch geen verandering meer kon v/orden aangebracht., stelde hij
(Nagtegaal) voor de balans over het boekjaar 1928 en de voorgaande
jaren met den grootsten spoed op te ma,ken en een wijziging voor het
totaal verschil voortspruitend uit de beide opvattingen omtrent
de Verordening aan te brengen in de gemeente - on grondbeclrijfs-
begrooting voor het dienstjaar 1928. welk voorstel de Voorzitter
met den heer Monsma zou bespreken, omdat hij het tenminste een op
lossing vond, en dan ook onmiddellijk een nieuwe verordening kon
worden gemaakt. Later heeft de Voorzitter denheer Eagtegaal mede
gedeeld dat hij na een bespreking met den heer Monsma er accoord
mede kon gaan en de zaak op die manier zou worden opgelost. Ik
wil in de eerste plaats daarom den Voorzitter vragen; is een der
gelijk voorstel bij G-ed,Staten geweesten wat hebben zij hierop
geantwoord. Terwijl U zich aldus tegenover den heer Dagtegaal hebt
uitgelaten, hebt U in den Raad steeds mijn voorstellen bestreden,
en wij meenen dat het Vaderschap van het thans namens B, en W,ge
leverde het oog ook wel aan U toekomt. Volgens onze meening bewijst
U daarmede der Gemeente een slechten dienst, ook al zult U - wan
neer ons voorstel mocht worden verworpen - als redder willen Jcomen-
met een door U bewerkte herziening der Verordening, die de z.g.
verliezen tot 1929 nooit zal kunnen goedmaken."
Wethouder Koenders zegt dat hij nog steeds zijn oorspronke
lijke meening onderschrijft, dus ook die van den heer Doorman. Het
komt Spreker echter onmogelijk voor op deze zaalc terug te komen,
daar de Raad in zijne voor-vorige zitting den inbreng heeft ge
sanctioneerd door te berusten in d„e beslissing van Ged.Staten
betreffende de balans 1924. Spreker zou wel vóór het voorstel van
den heer Doorman zijn, indien de zaken los van elkaar stonden.
Wethouder Endendijk zegt dat door den heer Doorman betoogd
is dat er een fout gepleegd is en dat deze hersteld moet worden.
Spreker zegt dat volgens den gedachtengang van den heer Doorman,
-waarin Spreker zich kan verplaatsen-, een fout gemaakt is in den
inbreng. Administratief is er echter geen fout gemakt. Waar de
Raad in zijn voor-vorige zitting sanctie heeft verleend aan de
beslissing van Ged.Staten inzake de balans 1924 van het Grondbe
drijf, is naar Sprekers oordeel geen ander besluit meer mogelijk,
en kan z.i. datgene wat door den heer Doorman als een fout wordt
genoemd, niet meer hersteld worden.
De heer Busch vraagt naar aanleiding van het door de Wethou
ders gesprokene, waarom Ben deze zaak niet met ernst onder
de oogen hebben gezien en bij Ged.Staten hebben aangedrongen om
te probeeren wat er nog te redden valt. Tot heden heeft Spreker
daaromtrent nog niets gehoord. Spreker, die nog aan de zijde van
den Burgemeester staat voorzoover den uitleg der verordening be
treft, wijst er op dat enkele leden destijds vóór hebben gestemd
onxiat er f 40.000,- te redden was doch dat de Verordening echter
niet anders te lezen is dan er staat. Spreker is van oordeel dat
het op den weg der gemeente ligt om te trachten dit bedrag terug
te krijgen, aangezien anders zeker het belastingpercentage omhoog
zal .gaan. Spreker weet dat het voor de bestuurders der gemeente
een moeilijk geval is, maar waar er een streven is om een gezonden
toestand te scheppen, moet men de koe bij de horens vatten. De
financieele