29 Hei 1929
140'.
financi-.ele positie der gemeente dient verbeterd te worden, daar
er hier v^el lasten zijn en weinig lusten. 2r moet trachtig worden
ingegrepen, en men dient overtuigd te zijn dat men hier niet zit
voor principieele belangen, doen voor de belangen der gemeenschap
Spreker ziet geen andere kans dan het pogen van de heeren noorman
en den Bliek om deze f 40.000.- voor de gemeente te besparen, te
steunen. Spreker wijst voorts op de wankele positie der gemeente
op organisatorisch gebied. De meest mogelijke samenwerking is
noodig, zoodat de zaken op andere wijze moeten worden aangepakt.
Thans komt niet e'én belangrijke zaak naar voren. Spreker acht
voorts den betrokken Wethouder niet bevoegd voor deze gemeente
een bouwverordening in elkaar te zetten. Ook op het gebied dei-
belastingen is voorziening noodig; vooral eischt de Straatbelas
ting verandering.Spreker blijft het nog steeds wenschelijk vinden
dat de kopstukken van de verschillende fracties hieromtrent eens
een oordeel geven. Spreker is er van overtuigd dat niemand be
zwaren tegen de Straatbelasting kan hebben, indien er maar lusten
tegenover staan. Spreker raadt met klem aan deze materie onder
de oogen te zien. Iedere fractie en gemeentenaar zal, naar Spre
kers oordeel, krachtig medewerking willen verleenen om de gemeente
uit de organisatorische debacle te redden.
De Voorzitter zegt tegen den heer Busch dat diens redevoering
meer thuishoort in een begrootingsvergadering. Spreker acht nadere
toelichting van het prae-advies van B, en V. niet noodig, daar de
kwestie geheel bekend .en beschreven is. Voor Spreker is een andere
interpretatie der Verordening niet mogelijk. Spreker zal niet in
gaan op het door den heer Doorman naar voren gebrachte particulier
gesprek tusschen hem en den heer llagtegaal. Wanneer de betrokken
persoon het toelaatbaar vindt dat gesprek aan den heer Doorman
mede te deelen, rust ook op eerstbedoelde de verantwoordelijkheid
daarvan. Spreker betwij feit'voorts of de overbrenging van dat ge
sprek wel in alle opzichten juist zal zijn. Wanneer men als jurist
de verordening leest, moet men tot de conclusie komen dat er geen
fout gemaakt is. Spreker zegt dat hij de bepalingen der verorde
ning nu eenmaal niet anders kan uitleggen.
De heer Doorman zegt nog een en ander te willen zeggen nu
de Wethouders hun standpunt uiteen hebben gezet. Deze hebben n.1.
gezegd dat in de vergadering van 20 Maart j.1. een principieele
beslissing genomen is. Spreker zegt het hiermede niet eens te
zijn. Het in die vergadering genomen besluit om niet in beroep te
gaan van de beslissing van Ged.Staten inzake vststelling van de
gemeenterekening 1924 is noodgedwongen genomen omdat de 30 dagen
van beroep bijna waren verstreken. Wanneer bij den inbreng een
fout is gemaakt, dan dient men op die fout terug te komen.Toen
Spreker in die vergadering van 20 Maart j.1. voorstellen met be
trekking tot de kwestie Grondbedrijf deed, stelde Wethouder
Koenders zelf voor het tweede gedeelte van Sprekers betoog voor
behandeling uit te stellen. De Wethouder heeft dus zelf daartoe
medegewerkt, terwijl nu door hem gezegd wordt dat niet meer te
ruggekomen kan worden op het xtaadsbesluit van 20 ÜLart j.1.
Spreker herhaalt nog eens dat indertijd een foutief besluit tot
inbreng der gronden in het bedrijf is genomen. V/har dusr een fout
begaan is, kan men te allen tijde., dus ook op dit oogehblik op
dat besluit terugkomen. Men moet zelfs op dat besluit terugkomen.
Spreker mffkt voorts op dat in het advies van B. en W. nog staat
dat de door voorstellers aangehaalde overwegingen over onv/ettige
belastingheffing in geen enkel verband staan met den inbreng van
gronden