gronden in het Grondbedrijf, Spreker moet zulks bestrijden, 'iel
degelijk heeft deze inbreng tot gevolg een meerdere belasting
heffing, en wel een heffing die alleen dient tot kapitaalvorming.
Prof. Oppenheim heeft gezegd: "de plaatselijke belastingen moeten
voorzien in de uitgaven zoowel van de eigen huishouding als van dis
door de Wet ten laste der gemeente gebracht"Kapitaalvorming
dient noch tot het eene, noch tot het andere doel. Spreker zegt
voorts dat het door den heer den Bliek en door hem ingediende voor
stel feitelijk twee punten bevat. n.1,
1.het betoog dat de verordening verkeerd is uitgelegd.
2.de wijze van herstel.
In het advies aan den daad wordt thans alleen het eerste
deel bestreden. Vervolgens zegt Spreker: "M.de V„, wij, de heer
den Bliek en ik, verzoeken U de twee door ons behandelde, punten
afzonderlijk in stemming te brengen, en wel door eerst te stemmen
©ver deze uitspraak: Be Haad, gelezen het voorstel van de heeren
Boorman en den Bliek, gedagteekend 12 April 192S, spreekt als zijn
oordeel uit, dat de inbreng der gronden in het Grondbedrijf, vast
gelegd in het Haadsbesluit van 15 Juni 1926 (4e afdeeling nr.
1-2-111) heeft plaats gehad op grond van een onjuisten uitleg
van de Verordening op het Grondbedrijf.
Wordt deze uitspraak aangenomen, dan wenschen wij ons geheele
voorstel in stemming gebracht te zien. Het gaat oiom eer: voor
onze gemeente belangrijke zaak. Persoonlijke overwegingen mogen
hierbij niet meespreken. Bat wij hierop wijzen, heeft zijn grond.
Toen n.1. in de officieuze vergadering van 26 Juni 1928 de uit
leg der verordening volgens de inzichten Hoenders - Boorman was
aangenomen, zeide de Voorzitter "dat door deze uitspraak was uit
gemaakt dat de heer van Vliet de boekhouding goed heeft ingediend.'
Bij die stemming onthielden zich 3 leden van stemming. Hun meening
omtrent den uitleg der Verordening zal toch wel hebben vastgestaan
Maar waarom onthielden zij zich van stemming? Be notulen van die
officieuze vergadering spreken van den uitleg "Hoenders - Boorman"
terwijl diezelfde notulen zeggen dat de heer Endendijk, zoen de
Voorzitter de meening uitsprak dat de Wethouders, door een -met
Ged,Staten gehouden overleg, gebonden waren, deze gebondenheid
afwees en stemde tegen den uitleg van den Voorzitter. Zullen dan
nu de heeren Wethouders stemmen tegen de door ons voorgestelde
uitspraak, die slechts beoogt in openbare vergadering te bevesti
gen, hetgeen reeds in officieuze vergadering is uitgemaakt?"
Wethouder Endendijk herhaalt nog eens zijn meening dat men
door goedkeuring der rekening, ook de opvatting van Ged.Staten
heeft gesanotioneerdSpreker zegt dat hij ook zeer sterk aan de
zijde van den heer Boorman heeft gestaan, dcch na de ontwikkeling
der dingen, n.1. goedkeuring der rekening, is onder alles een
streep gezet en een besluit genomen, zoodat de deur voor beroep
gesloten is.
Be heer den Bliek zegt dat hij natuurlijk aan de zijde van
den heer Boorman staat. Men moet hier werkelijk om het gemeente
belang beslissen en in het oog houden dat er f 40,000,- te redden
is. Spreker vindt dan ook nu de houding der Wethouders niet goed;
deze moeten niet revolutionair zijn. Er moet getracht worden langs
ordelijken en goeden weg herziening in de zaken te verkrijgen, en
dan niet door woorden maar door daden. Men heeft thans een buiten
gewone gelegenheid om tot belastingverlaging te komen.
Be Voorzitter merkt den heer Boorman op dat splitsing van het
voorstel der heeren Boorman en den Bliek niet mogelijk is, daar
het verzoek daartoe telaat is ingediend. Wil de Haad echter uit
spraak doen, dan dient eerst te worden gestemd over de vraag of
splitsing mogelijk is. Be_