50 September 1929 227, welke thans in voorbereiding is. Zooals reeds is medegedeeld, vermeent de Commissie een wijziging der Politieverordening als hiervoren aangegeven, den 'Kaad te moeten ontraden. Hierbij komt tevens in behandeling een voorstel van de heeren Doorman en de Bruijn inzake toevoeging van een nieuw art, 55a aan de Algemeene Politieverordening,, (le afd»nr„851/3) De Voorzitter stelt voor dit agendapunt te behandelen bij punt 10 der agenda. Aldus wordt besloten, 183VExlOHDISNINGïïN(le afd,nr,959), Vaststelling van een besluit tot aanvulling en wijziging der Algemeene Politieverordening, Voorgesteld wordt: art,7 aan te vullen, een art.27a in te voegen, een art.62a in te voegen, tusschen het le en het 2e lid van art,82 een nieuw lid toe te voegen, en art,152, lid 1 sub a te wijzigen. De Voorzitter deelt mede, dat klachten zijn vernomen over het ledigen van beerputten, en acht het van belang een verbods bepaling, welke in een vroegere politieverordening heeft gestaan, wederom in de politieverordening op te nemen. De heer Doorman merkt op, dat bij handhaving van de voorge stelde redactie, de gemeente overdag de zinkputten en riolen niet kan doen schoonmaken, hetgeen wel niet in de bedoeling zal liggen. Nadat de heer Hilhorst heeft voorgesteld de verbodsbepaling gedurende het tijdvak van 1 November tot 1 Mei enkel te doen gel den van des voormiddags 8 uur tot des namiddags 8 uur wordt met 9 tegen 4' stemmen besloten het verbod enkel te doen gelden voor beerputten. Tegen stemden Mevr, landweer en de heeren van Doorne. de Bruijn en G-rootewal, Ten aanzien van het door de heeren Doorman en de Bruijn voorgestelde nieuwe artikel 55a, merkt de Voorzitter op, dat_het z.i. niet juist is een bepaling in het leven te roepen voor één geval. Bovendien zouden ten aanzien van de onderhavige kwestie de belanghebbende partijen bij eenige welwillendheid best tot een oplossing hebben kunnen komen. Spreker zou er nog iets voor voelen een bepaling, als is voorgesteld in de Bouwverordening op te nemen doch in de politieverordening behoort zoo'n bepaling niet thuis. Spreker is voorts van gevoelen, dat in verordeningen het oordeel of iets al dan niet ontsierd moet worden geacht nimmer aan Bur gemeester en Wethouders wordt overgelaten. De heer Bushkwijst er op, dat het niet om een kwestie tusschen eenige personen gaat, doch dat er voor gemakt moet worden dat niet de mooiste plaatsen in de gemeente worden ontsierd. In dit verband wijst Spreker nog op de opslagplaats van hout aan de Molenstraat en het autokerkhof aan den Ossendamweg. Spreker geeft èn overweging aan die wantoestanden spoedig een einde te maken. De heer Doorman is van oordeel, dat de omstandigheden er toe kunnen leiden om een verordening te wijzigen. Spreker dringt aan op aanneming van de voorgestelde wijziging, nadat de beteekenis van de woorden het niet-landelijk gedeelte der gemeente" nader is aangegeven. De Voorzitter meent dat in plaats van "niet-landelijke ge deelte" gevoegelijk "bebouwde kom" kan worden gelezen, doch blijft van meening, dat een verbodsbepaling over het hebben van muren en getimmerten eerier in de bouwvergunning thuis behoort. Spreker wil evenwel voorstellen de punten 9 en 10 van de agenda af te voeren en naar de Wetgevende Commissie te renvoyeeren. Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten, 184, WAThKLEIDING.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1929 | | pagina 490