50 September 1929 -
253,
gadeslaan van de opstijging van den "ballon zich op een naastgelegen
terrein hebben begeven, tengevolge waarvan aan den heer Adan vele
entrees zouden zijn ontgaan. Volgens den heer Adan had de politie
het betreden van dit naastgelegen terrein moeten verhinderen en zcu
de gemeente door nalatigheid van de politiedienaren aan hem een
schadevergoeding zijn verschuldigd. Spreker wijst er op dat de po
litie enkel te waken had en heeft, om de orde te handhaven, en dat
deze zich met het betreden door de menschen van het naastgelegen
terrein niet had in te laten, zoodat de vordering van den heer Adan
op geen enkelen rechtsgrond steunt.
De heer van Doorae is niet overtuigd, dat de gemeente geheel
vrij uit gaat, daar ook verschillende menschen waren toegelaten op
het terrein van de Gasfabriek, hetgeen niet in orde is,
Nadat de Voorzitter er op gewezen heeft, dat de heer Adan cle
schade aan zich zelf te wijten heeft, omdat hij het terrein met
rietmatten had moeten afzetten, tengevolge waarvan het betreden van
een ander terrein geen zin zou hebben gehad, wordt op voorstel van
den Voorzitter zonder hoofdelijke stemming besloten aan den heer:'
Adan te berichten, dat geen rechtsgronden aanwezig zijn om van d.s
gemeente schadevergoeding te vorderen.
Nadat de heer Gasille nog op de wenschelijkheid heeft gewezen
om aan de hulpsecretarie te Soesterberg een bordje te plaatsen, wan
neer de Burgemeester aldaar spreekuur zal houden, sluit de Voorzit
ter om circa kwart voor zeven uur de openbare vergadering.
Aldus vastgesteld door den Raad der
gemeente Soest, in de openbare vergadering van
11 November 1929»
DR SECRETARIS, DB "VOORZITTER