--- 7 April 1950 51 Dorresteijn, zoodat hij geen belefte wenscht te doen, daar zich omstandigheden zouden kunnen voordoen, welke aanleiding- konden geven om den weg af te sluiten. De heer- Insinger wenscht zich dus in geenerlei opzicht te "binden. De toestand is zoodanig, dat bij verwerping van het voorstel de zaak slechter gemaakt wordt en niet beter. Dat de heer Insinger voordeelen in doze ruiling ziet, is begrijpelijk, doch de Raad moet zich op het standpunt stellen, dat de gemeente belang bij deze ruiling heeft. Wanneer de ruiling niet wordt aangegaan, dupeert men wel de bewoners aan do Wieksloot. Spreker' acht verbetering van den toestand mogelijk door de ruiling aan te gaan. Bovendien zou men bij verwerping den heer Insinger onwelwillend stemmen. De heer Gasille meent dat men toch iets moet doen ten behoeve van die bewoners. Wethouder Endendijk zegt dat men dit los moet houden van de ruiling. De Voorzitter meent dat men de door den heer Gasille, be doelde voorwaarde niet aan deze ruiling moet verbinden. De heer Grootcvral kan het voorstel wel accepteeran, daar de heer Insinger zich dan toch wel moreel zal verplichten toe gang tot den bedoelden weg te verleenen. De heer Insinger zal de kinderen toch geen 5 K.M. laten omloopen. De heer Gasille zegt dat hij alleen maar toegang tot den weg wenscht te vragen voor schoolgaande kinderen. Deze aange legenheid ware dan misschien afzonderlijk te regelen. De heer Busch wijst er op dat indertijd bij de bespre kingen roeds de wenschelijkheid is betoogd dat de meergenoemde bewoners het recht zouden krijgen om dien weg te volgen,voor namelijk ten behoeve van schoolbezoek. Werd dit recht verloend, dan zou Spreker met do ruiling accoord gaan. Spreker betoogt voorts dat de Insluiting van dien grond redenen heeft. In dit verband wijst Spreker er op dat ook de heer Blom wel bezwaren tegen deze ruiling zal hebben. De Voorzitter zegt dat hem niet gebleken is dat de heer Blom bezwaren heeft. Be heer Busch acht het een zware taak voor den Raad om een beslissing te nemen, welke ten gunste zal zijn van den heer Insinger. De heer van Klooster zegt ook niet vóór het voorstel te zijn, aangezien hij zich niet kan begrijpen dat de heer Insin ger tegen een servituut is. De heer Gasille zegt nogmaals dat hij alleen maar uitweg vraagt voor schoolgaande kinderen. De heer Insinger behoeft dus niet bang te zijn dat stroopors over den weg zullen gaan. Wethouder Endendijk, die zich den gedachtengang van den heer Gasille kan indenken, wijst er op dat deze ruiling een gemeentebelang is. Stemt men vóór het voorstel, dan worden de menschen aan de Wieksloot bevoordeeld, en stemt men tegen, dan is men even ver als thans, daar de heer Insinger toch zijn rechten heeft. De heer Gasille zegt dat de gemeente bij aanneming van het voorstel, verplicht is voor het vervoer van de kinderen naar de school zorg te dragen indien de heer Insinger tot sluiting van den weg overgaat. De heer Busch zegt geen vertrouwen in den heer Insinger te hebben, aangezien deze steeds met iedereen in proces is, en geen 'blijk geeft iets voor een en ander over te hebben. Spreker acht het gewenscht dat in de overeenkomst bepalingen worden gemaakt inzake den toegang over den meergenoemden wag, terwijl voorts in die overeenkomst maatregelen kunnen worden getroffen tegen stroopers. De

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1930 | | pagina 138