29 April 1931 81.
Op gronden van recht en billijkheid stellen B. en W. in
hun schrijven dd- 21 April 1931, no»1798 voor het verzoek van
het adresseerend schoolbestuur in te willigen. In verband daar
mede bieden zij een ontwerp -besluit ter vaststelling aan.
De heer Doorman merkt op, dat het volgens het voorstel van
B. en W. alleszins billijk wordt geacht de aanvrage van het
Schoolbestuur in te willigen. Spreker is echter nog niet over
tuigd van die billijkheid. Het Schoolbestuur heeft indertijd den
bouw eener school gevraagd voor drie klassen met 105 leerlinge^.
Er zijn nooit leerlingen geweigerd, en in de praktijk is nu
gebleken dat de verwachtingen van het schoolbestuur ten opzien--
te van de school in het water zijn gevallen. De Inspecteur heeft
destijds gezegd, dat het derde lokaal voorloopig geschrapt moest
worden, terwijl uitgegaan is van de grondgedachte "3 klassen".
Die school is dus gebleken te zijn een tegenvaller. De Wet
schrijft nu voor dat de waarborgsom is komen te vervallen.Spre
ker moet zich dan ook verklaren tegen het middeltje, dat nu aan
gewend wordt in het voorstel van B. en W. Het komt Spreker voor
dat een dergelijke handelwijze ook in strijd is met de Wet.Spre
ker wil er voorts nog op wijzen dat in de Raadsvergadering van
10 Oe.t.1930 een aanvrage is behandeld van het Schoolbestuur voor
de aanschaffing van leermiddelen ten behoeve van 4 klassen.
Hoe is dan nu te aanvaarden dat er 2 klassen zijn? Spreker, die
zelf een onderzoek ingesteld heeft, zegt dat hem gebleken is,
dat er 3 lokalen zijn. In alle 3 lokalen stonden borden,zoodat
dus het z.g. natuurkunde-lokaal ook voor 1 of 2 klassen gebruikt
wordt. Waar deze school dus practisch is bestemd geworden voor
4 klassen, kan Spreker niet met het voorstel van B. en W. mee
gaan.
De heer G-asille heeft geconstateerd dat de waarborgsom op
1 October 1930 vervallen is. Het is de vraag volgens Spreker
of de bouw wel was toegestaan, wanneer beknnd geweest was dat de
school bestemd zou worden voor 70 leerlingen.Er zijn altijd 3
lokalen geweest, zoodat Spreker absoluut niets voor het voorstel
van B. en voelt.
De heer Busch zegt dat hij op dit oogenblik na de gevoerde
besprekingen zijn stem niet kan preciseerenSpreker wenscht een
en ander nog eens te onderzoeken, en vraagt of het een bezwaar
isjdeze aanvrage in de volgende vergadering te behandelen.
Wethouder Endendijk zet de toedracht van zaken hierna uit
voerig uiteen. Spreker zegt, dat, toen de nieuwe Lager Onder
wijswet in 't leven werd geroepen, de gevolgen van de Wet niet
waren te overzien. Bij het Schoolbestuur was men van oordeel,
dat een school gebouwd moest worden voor de toekomst, zoodat
gedacht werd aan een natuurkundelokaal en 3 leslokalen, hetgeen
iets anders is dan 3 klassen. De Inspecteur van het Lager Onder
wijs drong er destijds op aan het aantal gewone leslokalen te
rug te brengen van 3 "tot 2. Uit het archief blijkt dat het
Schoolbestuur het advies van den Inspecteur aanvaard heeft. In
verband hiermede werden bestek en teekening gewijzigdwaarop de
Inspecteur goedkeuring verleende. De geheele kwestie draait
hierom: Het Schoolbestuur vroeg drie lokalen voor 105 leerlingen,
kwam daarop terug op advies van den Inspecteur en bouwde 2 les
lokalen. Het natuurkundelokaal heeft hier niets mede te maken.
De waarborgsom werd gestort, doch door het Schoolbestuur werd
verzuimd de desbetreffende verklaring te wijzigen. De werke
lijkheid is geweest, dat het Schoolbestuur teruggekomen is op
zijn voornemen tot den bouw van een school voor 105 leerlingen.
Deze