29 April 1931 89.
Grootewal kan dan nader overleg gepleegd worden.
De Voorzitter wil het idee van den heer Grootewal bestu-
deeren. Daarom stelt Spieker voor de verdere behandeling van
het verzoek der Vereeniging aan te houden tot de volgende
vergadering, die over 14 dagen zal worden gehouden. In die
vergadering kan dan een omlijnd voorstel worden gedaan.
De heer Busch wil een principieele uitspraak om den
kleinen man te helpen. Spreker geeft voorts in overweging een
commissie van drie personen te benoemen, die dient na te gaan
welke kleine boeren schadeloos gesteld moeten worden.
De Voorzitter zegt dat die menschen geholpen kunnen wor
den door Maatschappelijk Hulpbetoon.
De heer Gasille meent dat dan geen bijzondere maatregelen
noodig zijn.
De heer Grootewal, die nog zegt dat het niet zijn bedoe
ling is om de groote boeren te bevoordeelenzet zijn voorstel
nader uiteen.
De heer van Klooster noemt de door de verschillende leden
gedane voorstellen in theorie prachtig. Naar Sprekers oordeel
zal er echter in de praktijk niets van terecht komen. Wanneer
men overgaat tot invoering van den door den heer Grootewal
voorgestelden maatregel, dan is de zaak binnenkort opgeheven,
daar de kosten van de polissen, schatting enz. veel hooger
zijn dan men wel vermoedt.
De Voorzitter stblt voor dit punt aan te houden tot over
14 dagen, en de zaak in handen te geven van de Pinancieele
Commissie om advies. De heeren Grootewal en van Klooster
zijn li<f dier commissie, zoodat dan de zaak verder in die
commissie kan worden besproken en te dezer zake nader uitge
werkte voorstellen kunnen worden gedaan.
Aldus wordt besloten.
De heer Busch zegt het wel wenschelijk te achten dat bij
de besprekingen in de Pinancieele Commissie een deskundige
omtrent verzekeringen tegenwoordig is.
De Voorzitter zegt vervolgens, dat in verband met het
vergevorderd uur de agenda niet meer afgedaan kan worden.
Spreker wenscht echter nog enkele spoedeischende voorstellen
te behandelen. Spreker stelt in verband hiermede aan de orde:
78.GEMEENTEPERSONEEL. (4e afd.nr.660).
Adres van J.H.G.van der Woude, verdoekende hem eervol
ontslag uit den gemeentedienst te verleenen, en hem een gra
tificatie toe te kennen.
De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. het gevraagde
ontslag hebben gegeven in verband met de omstandigheid, dat
de betrokken ambtenaar bij besluit van Burgemeester en Wet
houders dd. 29 December 1924 in vasten gemeentedienst werd
aangesteld. Burgemeester en Wethouders deelen voorts mede,
dat zij, aangezien adressant door den Pensioenraad voor de
verdere waarneming van zijn betrekking ongeschikt wordt ge
acht, en in verband daarmede aanspraak kan maken op invalidi
teitspensioen, geen vrijheid kunnen vinden voor te stellen op
het verzoek tot toekenning eener gratificatie een gunstige
beslissing te nemen. Derhalve verzoeken zij machtiging aan
adressant te berichten, dat de Raad voor inwilliging van dit
verzoek geen termen heeft kunnen vinden.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
79» BELASTINGEN