20 Mei 1931 116.
heer Gasille bewezen moeten worden. De heer Nollen schrijft
Aft zijn lastgevers den koop aanvaarden, terwijl de heer Gasil-
le zegt dat het Raadsbesluit volgens de nojmlen niet goed is
omdat in de notulen niet gesproken wordt ven lastgevers. Spre
ker heeft echter het officieele besluity dat opgezonden is naar
Cfed,Staten en goedgekeurd is. Men moet alleen afgaan op offi
cieele gegevens. Voorts is er een notarieele acte volgens welke
de heer van Klooster als gemachtigde is opgetreden voor de hee-
ren Kuijer en Thuring. Spreker zou niet gaarne willen beweren
dat een onjuiste acte is opgemaakt. Spreker zegt dat in de no
tulen van de vergadering van 28 Oct.1919 staat dat een aanvra
ge om koop is ingekomen van G,Nollen. Hier wordt ook niet
gesproken van lastgevers. Volgens Spreker kan men alleen zeg
gen dat de notulen onvolledig zijn.
De heer Busch zegt ,dot, wanneer men dergelijke vragen
«telt, de schijn wordt gewekt alsof het tegenwoordig college
iets aangewreven wordt. Spreker wil allereerst verklaren dat
het niet de bedoeling is het tegenwoordige college verantwoor
delijk te stellen. Spreker heeft met den heer van Klooster ock
ever deze zaak gesproken, doch deze zei dat hij geen belangheb
bende is geweest. Hier moet klaarheid komen, daar de toestand
thans onzuiver is. Wanneer de heer van Klooster schuldig is,
mag hij niet als raadslid en ook niet .als wethouder zitting
hebben, en wanneer hij onschuldig is, moet hij gerehabiliteerd
worden. Het gaat hier niet alleen om de eer van den heer van
Klooster, maar ook om de eer van de R.K.partij. Spreker zegt
voorts dat door B. en W. niet de noodige specificaties zijn ge
geven. Spreker apprecieerde, dat de heer van Klooster bereid
was medewerking te verleenen om de zaak uit te zoeken, en daar
om had Spreker wel verwacht dat een en ander reeds onderzocht
was. Spreker merkt nog op dat de Raadsbesluiten vroeger werden
opgemaakt na de Raadsvergadering. Spreker vraagt verder of
B. en W, op 't oogenblik niet kunnen nagaan of de heer van
Klooster eerder een aanvraag om koop van denzelfden grond heeft
gedaan, want voorzoover Spreker weet, is er van koop sprake ge
weest vóórdat sprake was van een koop door Nollen. Gezien hef
antwoord van B. en W. in de vorige vergadering, en gehoord de
besprekingen in die vergadering en het gezegde van den heer van
Klooster, was het de taak van B. en W. geweest om een nauwkeu
riger onderzoek in te stellen. "Voorzoover Spreker weet, is van
de administratie dezer questie niets te vinden. Het geldt hier
een onzuivere zaak. Is de heer van Klooster schuldig, dan kan
hij hier niet meer zitten; is hij onschuldig dan moet hij ge
rehabiliteerd worden. Spreker zegt nogmaals dat het tegenwoor
dige college niet verantwoordelijk is te stellen voor hetgeen
in 1920 heeft plaats gehad.
De Voorzitter zegt dat deze zaak 4 jaren geleden onder
zocht is door een Raadscommissie. Daarover is een rapport uit
gebracht en de conclusie, in openbare vergadering medegedeeld,
"dat het in het belang der gemeente is dat de heer van Klooster
ter vermijding van conflicten geen wethouderszetel inneemt",is
nimmer ingetrokken. Omtrent deze zaak is dus al een onderzoek
geweest, en een uitspraak gedaan. Men moet thans niet verder
roeren in deze zaak, die voor het tegenwoordig college onbe
kend is. Spreker zegt voorts dat in het 'antwoord op de 3e vraag
van den heer Gasille staat waarom de wegen niet tijdig aange
legd zijn. De raad kan dus B en W. alleen aanwrijven dat niet
gezorgd is dat de wegaanleg op 30 Mei 1930 was beëindigd,zooals
volgens