5 Ootober 1931 212. hoe breeder een gijweg is, hoe veiliger zulks is voor het ver keer» De heer Bleeker is het ook niet met den Voorzitter eens» Als men straten aanlegt, zooals door den Voorzitter is betoogd, krijgt men hofjes, zooals in vroegere tijden. Hetgeen door den Voorzitter wordt voorgesteld, is absurd. Hoe breeder de uitmon» ding is, hoe veiliger dit voor het verkeer is. De Voorzitter zegt dat hier juist het bezwaar is, dat er teveel zijwegen op den hoofdweg uitkomen. Spreker wenscht in deze het advies van den heer van Hes af te wachten. De heer Grootewal zegt dat het plan van bebouwing aan die straat reeds vaststaat, zoodat het advies van den heer van Hes niet noodig is. De heer Endendijk vraagt of het mogelijk is om dien weg op de breedte te verkrijgen als thans naar voren gebracht wordt. Wanneer men dien grond thans kan verkrijgen, moet men dien aan nemen, daar er later wellicht moeilijkheden zijn om dezen in (t bezit der gemeente te verkrijgen. De heer Busch merkt op, dat de Voorzitter gezegd heeft,dat de uitmonding niet te breed moet zijn, doch Spreker meent dat de mogelijkheid niet uitgesloten is dat de Verlengde Postweg nog eens een grooten verkeersweg wordt, n.1. een verbindingsweg tus- schen Zeist- Soesterberg en Soest, en daarom acht Spreker het gewenscht dat de Verlengde Postweg op een breedte van 14 Meter wordt gebracht. Spreker stelt voor in principe daartoe het be sluit te nemen, en geeft B. en W. in ernstige overweging hier aan hunne volle aandacht te schenken en de erfafscheiding ter plaatse terug te laten brengen. Men moet hier niet alleen af gaan op het advies van den heer van Hes. De gemeente staat niet onder curateele van den heer van Hes; laatstgenoemde is alleen adviseur. Hier is een fout gemaakt, en deze dient te worden her steld. De heer de Bruijn geeft B. en W. in overweging dit punt der agenda terug te nemen, opdat alle raadsleden nog eens persoon lijk een onderzoek kunnen instellen en de zaak kunnen bestu- deeren. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten dit punt aan te houden. 191.WATERLEIDIHG» (1e afd.nr.1260) Behandeling van een schrijven van H.Kleijn, verzoekende inlichtingen inzake indertijd door hem betaalde kosten terzake waterleiding-uitbreiding. Haar aanleiding van het medegedeelde in hun schrijven dd. 8 September 1931» no.1260. stellen B. en W. voor hun college te machtigen aan adressant te berichten, dat geen terugbetaling kan geschieden van door hem wegens uitbreiding der waterleiding in de gemeentekas gestorte gelden, doch dat vanaf heden geen kosten verschuldigd zijn voor aansluiting van meerdere percee- len aan de hoofdbuis der waterleiding in de Middelwijkstra- t. De heer de Bruijn zegt, dat den heer Kleijn indertijd medegedeeld is, dat de kosten van waterleiding-uitbreiding 9,= per strekkenden meter zouden bedragen, waaronder was een bedrag van 2.= als verkapte straatbelasting. De Voorzitter zegt dat een belasting nooit verkapt is. De heer de Bruijn licht nog nader toe, dat het hier niet gaat omtrent terugbetaling van indertijd gestorte gelden voor waterleidingaanleg, zooals in het voorstel van B. en W tot uit drukking wordt gebracht. Het betreft hier een geheel andere kwestie

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1931 | | pagina 460