-October 1951 255/
de vergadering medegedeeld kan worden. De kosten der werkver
schaffing tellen mede ter berekening van de uitkeering, welke
door het Rijk aan de gemeente gegeven wordt.
De heer Busch, die van oordeel is, dat dit percentage gering
zal zijn, en de gemeente daarvoor niet meer dan 2000,= zal ont
vangen, stelt voor de volle 35*000 te laten drukken op het
Grondbedrijf, temeer waar de gewone middelen der gemeente een
slecht beeld geven, en nauwelijks voldoende zijn voor de telkens
terugkeerende vaste uitgaven. Z.i. moeten de kosten dezer werk
zaamheden niet ten laste komen van de gewone middelen, doch ten
laste van het grondbedrijf, zoodat dan eventueele koopers van
grond die kosten kunnen betalen Immers door de uitvoering de
zer werkzaamheden stijgen de gronden in waarde.
De heer de Bruijn zegt, dat, wanneer men op den minder goe
den financieelen toestond van alle gemeenten let, hier wel een
groot bedrag gevraagd wordt. Ook te Soest worden de gewone in
komsten minder, en daarom wil Spreker nu niet een besluit voor
drie jaren nemen, daar men zich don gaat binden. Spreker wil
het mitsdien met deze werkzaamheden voor één jaar" probeeren,
daar hij de toekomst onzeker inziet. Men kan dan na dezen win
ter weer verder zien.
De heer Nooder merkt op dat men hier het grondbedrijf als
zaak moet beschouwen. Naar aanleiding van de opmerking van den
heer de Bruijn, meent Spreker, dat hier, lettende op het des
kundig advies van het Staatsboschbeheergeen slag in de lucht
geslagen wordt. Spreker is het met den heer Busch eens, dat de
volle kosten ten laste van het grondbedrijf gebracht moeten wor
den, zoodat dan de boekwaarde van de desbetreffende gronden ver
hoogd wordt met 0,8 cent per M2, inplaats van met 0,4 cent per'M2.
De heer Gasille merkt op, dat men toch over 3 jaren een be
haald percentage van het Rijk terug zal ontvangen, en niet over
één jaar. Spreker die er op wijst dat vele complexen van het
grondbedrijf reeds zvaar belast zijn, meent dat men de kosten
voor het grondbedrijf niet al te hoog moet opvoeren, daar anders
verkoop van grond moeilijk wordt. Dat men wat van het Rijk te
rugontvangt, mag men ook niet geheel wegcijferen.
De heer Busch wijst er nog op, dat de voorgestelde uitgaven
geen luxe zijn. Hier is een rapport van het Staatsboschbeheer,
waarin de noodzakelijkheid wordt aangetoond om de bosschen te
verbeteren, en naar Sprekers oordeel moet men deze aangelegen
heid uit een zakelijk oogpunt bezien. Het is dan ook naar Spre
kers meening niet gerechtvaardigd, dat de gelden der werkverschaf
fing gestoken worden in het grondbedrijf.
De heer Bleeker zegt het ook eens te zijn met den heer
Busch, en wijst er op dat die grond toch ook aan waardevermeer
dering onderhevig is. De kosten dezer werkzaamheden dienen dan
ook te drukken op het grondbedrijf.
De heer Endendijk meent ook, dat, waar de waarde der
gronden verhoogd wordt, het alleszins gerechtvaardigd is om de
lasten geheel te doen dragen door het grondbedrijf. Spreker
meent, dat men toch wel niet zal toekomen met het gevraagde be
drag, zoodat nog wel wat op de werkverschaffing komt te drukken.
De Voorzitter is van oordeel, dat de kosten niet geheel ten
laste van het grondbedrijf gebracht moeten worden. Er zijn mas
sa's gronden, welke immers niet verkocht worden, zoodat de kost-