21 October 1921 240. regeling bij artikel 16, letter b, als gevolg waarvan ongehuw- den veelal een bedrag van 10,80", als zijnde kasuitkeering met bijslag, zullen ontvangen, dus 0,80 meer dan het door Spreker voorgestelde maximum, wil hij nog even opmerken, dat men nu al' 1,hooger is gegaan dan het vorig jaar. Spreker meent daar om dat men bij vaststelling van een maximum van 10,reeds ver genoeg gaat. De heer Gasille wijst er op, dat alles uitvoerig in de ver gaderingen der Commissie is besproken. Spreker vindt het dan ook niet noodig, dat hier in de vergadering gezegd wordt hoe in de Commissie is gestemd. Zulks komt niet te pas. Spreker is te gen het eerste voorstel van den heer Bleeker, daar de thans in het reglement voorgestelde normen hoog genoeg zijn. Ten opzich te van het tweede voorstel van den heer Bleeker, zegt Spreker, dat hij daar ook tegen is. Bij aanneming der beide voorstellen, welke los van elkaar staan, zouden de normen immers met 10, worden verhoogd. Het eene voorstel sluit het andere niet uit. Spreker meent dat bij de voorstellen van den heer Bleeker spra ke is van een overdreven eisch, zoodat hij in overweging geeft er niet op in te gaan. De heer van Klooster, die opmerkt dat de zaak al zoo uit voerig is besproken in de vergaderingen der Commissie, zegt dat hij zich aan het voorstel der Commissie zal houden. Wethouder Lodeesen zegt te constateeren dat de heer Bleeker dus twee voorstellen heeft. Waar nu blijkt dat het eene voorstel het andere niet uitsluit, zegt Spreker, dat hij niet met allebei voorstellen mee kan gaan. Spreker zegt voorts nog een wijziging voor te stellen op artikel 7. Het hoofd van dienst van Openbare Werken had eenig bezwaar tegen de voorgestelde bepaling, hetgeen zeer juist was. Burgemeester en Wethouders stellen nu voor in het tweede lid van artikel 7 tussehen de woorden rechten "zioh" te voegen de woorden: "na het hoofd van den Dienst van Openbare Werken mondeling met zijn voornemen in kennis te hebben gesteld." De heer Bleeker, die zich inmiddels met Mej. Punke heeft verstaan, zegt dat hij, gehoord de uitingen in den Raad, zijn voorstellen wijzigt, en wel in dier voege dat hij de voorge stelde verhoogingen der bedragen, genoemd in art. 2, lid 1 sub b, c en d, laat vervallen. Spreker geeft echter in ernstige overweging het tweede voorstel, n.1. toevoeging van een bepaling dat de eerste ƒ5,inkomen van de overige leden van het gezin- niet in rekening worden gebracht bij de bepaling van het gezins inkomen, aan te nemen. Zooals Spreker reeds gezegd heeft, is te Utrecht een dergelijke bepaling aangenomen, omdat men van de billijkheid daarvan overtuigd was. De heer Gasille zegt dat het hem genoegen doet dat de heer Bleeker het earste voorstel heeft ingetrokken. Hierna wordt tot de artikelsgewijze behandeling van het reglement overgegaan, en wordt allereerst in stemming gebracht het voorstel van den heer Endendijk om in art. 2, le lid in plaats van 1^"jaar te lezen "2'^jaar. Dit voorstel wordt ver worpen met 10 tegen 4 stemmen. Yoór het voorstel stemden de heeren van den Breemer, Endendijk, de Bruyn en Hornsveld. Dan ma wordt in stemming gebracht het voorstel van Mej. Punke en den heer Bleeker tot toevoeging van een bepaling aan

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1931 | | pagina 516