27 Juli *952 -
119.
electrlciteit zal dit bedrijf naar Sprekers oordeel een zeer
zwaar bestaan verkri jgen. Het is naar Sprekers moening logisch
dat wanneer over 40 jaar wordt geleend ook de afschrijvingen
in 40 jaren moeten geschieden. Het zou niet zakelijk zijn een
leening aan te gaan voor 40 jaren en een afschrijvings^aotiek
toe te passen van 50 jaren. Men zou dan het toekomstige ge
slacht verplichten tot het sluiten eener nieuwe leening.- Naar
Sprekers meening moeten dus de aflossingen en afschrijvingen
bij dit bedrijf, dat een onzekere toekomst tegemoet gaat, gelijk
zijn, en waar een leening voor niet langer dan 40 jaren kan
worden aangegaan, kan Spreker zich met het voorstel van Burge
meester en Wethouders vereenigen.
Wethouder van Duren wijst erop, dat men indertijd gereend
heeft dat door de toen aangenomen afschrijvingspercentages net
gasbedrijf op de beste manier was gediend. Wat toen echter
waar was, is nu niet juist. Spreker, die zich zeer goed kan
voorstellen dat zij, die voor een lagere afschrijving pleiten,
door dit voorstel zijn teleurgesteld, merkt op dat de concur
rentie zoodanig is gestegen, dat men met vrees den toekomsti-
gen tijd tegemoet gaat. De leening moet voor 40 jaren worden
aangegaan, zoodat het gewenscht is dat de afschrijvingspercen-
tages daarmede paralle^worden vastgesteld. Wanneer men de lage
afschrijvingspercentages handhaaft, komen deze het bedrijf
schijnbaar ten goededoch in werkelijkheid is zulks niet het
geval. Handhaving der lage percentages zou dus een schijnbe
weging zijn. Hieraan is een gevaar verbonden. Spreker meent
dan ook dat het voorzichtiger is de werkelijkheid onder oogen
te zien. Men mag het gasbedrijf niet voordeeliger doen schijnen
dan dat het in werkelijkheid is. Bij een lage afschrijving zou
het kunnen voorkomen, dat later hoogere kosten op het bedrijf
zullen drukken. Het gasbedrijf moet op een gezonde basis blij
ven. Spreker, die indertijd de thans bestaande afschrijvings
percentages heeft geaccepteerd, merkt nog op, dat de distribu-
tieprijs van het gas bijna gelijk is aan den prijs van het gas
van de produceerende gemeente Amersfoort. Zulks is eigenlijk
onlogisch en Spreker vreest dat dit niet zoo blijven kan .Voorts
zegt Spreker dat de begrooting 1953 van het gasbedrijf met
berekening van de thans nog geldende afschrijvingspercentages
ook niet sluitend is te krijgen. De reserve kan wel in den
eersten tijd gebruikt worden, doch bij de nieuwe begrooting
zal men wel onder oogen moeten zien op welke wijze bij het
gasbedrijf kan worden bezuinigd. De uitbreidingen voor klein
verbruik zijn niet zoo groot als men wel meent, terwijl ook
het groot-verbruik niet meevalt. Spreker doet in dit ver
band geen enkel verwijt aan den Technisch Ambtenaar, want hij
heeft alle respect voor diens arbeid. Spreker zegt nogmaals dat
men dus voor 1933 moet zien hoe te bezuinigen is. Spreker
aoht het dus het veiligste datde afschrijvingen niet langer
dan over 40 jaren loopen.
Mejuffrouw Funke vraagt hoe het staat wanneer het bedrijf
na 40 jaren geen bestaansrecht beer heeft. Naar de meening van
Spreekster dekken dan toch het terrein en de gebouwen de over
gebleven schuld Waar de gebouwen en het terrein dan nog al
tijd een bepaalde waarde hebben, is Spreekster van oordeel,dat
de thans geldende afschrijvingen wel gehandhaafd kunnen blij
ven.Spreekster zou het jammer vinden wanneer de gasprijs in
verband