30 November 1932195. verordening aangenomen wordt, zal men toestanden verkrijgen, welke niet wenschelijk zijn. De heer Nooder wijst erop, dat deze aangelegenheid sterk verdedigd is in het schrijven van den Bond van Nederlandsche onderwijzers. De in dat schrijven vervatte argumenten zijn zóó klemmend dat een ieder daarvoor zwichten zal. De Wetgever durfde blijkbaar het ontslag aan de huwende onderwijzeres zelf niet te regelen en heeft daarom deze zaak aan de gemeente besturen ter regeling overgelaten. Spreker zou het treurig vinden wanneer de huwende onderwijzeressen het slachtoffer zouden zijn van de samenstelling van den Gemeenteraad. Spreker kan in deze de houding van de gemeentebesturen niet begrijpen, en wijst erop, dat men de door Mejuffrouw Funke aangevoerde argumenten niet op zij moet zetten. Spreker keurt het af te speculeeren op de economische toestanden en wil uit moreel oogpunt dit voorstel van B. en W. niet aanvaarden. De heer Grootewal zegt zich met het gezegde van den heer Nooder te kunnen vereenigen. Bij aanneming van de verordening zou men een bepaalde categorie vrouwen uitsluiten. Er zijn om standigheden dat de man niets verdient, zoodat Spreker tegen het voorstel van B. en W. is. De Voorzitter merkt op dat hier niet een bepaalde catego rie uitgesloten wordt. Alle ambtenaressen der gemeente worden bij het aangaan van een huwelijk ontslagen. De heer Endendijk kan zich niet vereenigen met het gezegde van den heer Nooder, dat de argumenten van den Bond zóó klem mend zijn, dat een ieder daarvoor zwichten zal. Spreker, die hier precies tegenover staat, vindt deze argumenten zelfs zeer gezocht. De algemeene gedachtengang is, dat een vrouw bij haar huwelijk een eigen positie verkrijgt, en dat de man dan voor haar heeft te zorgen. Naar aanleiding v^n de argumenten van den Bond zegt Spreker, dat men zich nu niet moet scharen aan de zijde van iemand, die in 1910 een meening had. De tijden en de meeningen veranderen^ zoodat zij, die oorspronkelijk tegen ont slag waren, thans vóór ontslag zijn. Waar onlangs met algemeene stemmen besloten is de gehuwde ambtenaressen niet toe te laten, begrijpt Spreker niet, dat men nu een uitzondering wil maken voor de huwende onderwijzeressen. Spreker, die er op wijst dat in 1926 bij het openbaar onderwijs plm. 300 gehuwde onderwijze ressen waren, is van oordeel, dat de vrouw geen concurrent moet worden voor de mannen. Men behoort geen vrouw voor denman in de plaats te stellen. De Voorzitter brengt hierna in stemming art.1 der ontwerp verordening. Dit artikel wordt aangenomen met 9 tegen 5 stemmen. Tegen stemden Mej.Punke, en de heeren Busch, de Nies, Nooder en Grootewal. Naar aanleiding van een daartoe gedane vraag door den heer Endendijk deelt de Voorzitter mede dat iemand die weduwe ge werden is, weer als onderwijseres aangenomen kan worden. De geheele verordening wordt hierna met 9 tegen 5 stem mer) aangenomen. Wederom stemden tegen Mej.Funke en de heeren Busch, de Nies, Grootewal en Nooder. 173.ONDERWIJS. (1e afd. no. 2725). Behandeling van een adres van het bestuur der afd.Baarn- Soest van den Bond van Ned.Onderwijzersverzoekende vanaf 1 Oct.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1932 | | pagina 390