29 Maart '935 79- De heer Busch trekt de bereidwilligheid van de wijkzusters niet in twijfel, maar Spreker stelt den heer de Bruijn de vraag of de aanstelling van een schoolzuster al dan niet noodig is. Spreker meent dat een schoolzuster hoog noodig is, opdat deze kan letten op de kinderen» Het is toch bekend, dat voor een paar jaar geleden een der scholen een "pietenstalletje" was, hetgeen verplaatsing van leerlingen naar andere scholen tot gevolg had. Spreker wijst er vervolgens op dat de wijkzusters geen tijd over hebben; deze zijn immers veelal op pad, zoodat zij niet voldoende toezicht in de scholen kunnen uitoefenen. Een schoolzuster kan met kennis van zaken optreden. De begrooting laat feitelijk de aan een dergelijke benoeming verbonden uitgave niet toe, doch de to.,estand is precair voor de jeugd. De jeugd is de toekomst der samenleving, zoodat men voor de jeugd heeft te zorgen. Een ter zake bevoegde, die liefde heeft voor haar werk, is in dit geval noodig. Spreker wil geen zuster aanstellen met het vooruit zicht op een vaste aanstelling, daar de omstandigheden zich in een of ander opzicht kunnen wijzigen. De zaak kan later op een geheel andere wijze worden geregeld. Spreker, die dus niet wil afstappen van het principe schoolarts, wenscht nu een schoolzus ter te benoemen om later te komen tot een schoolarts. De heer de Nies wil het loon aan een schoolzuster toekennen wat er voor staat. Spreker wil ook de invoering van het instituut schoolarts zeer zeker niet uit het oog verliezen. Mejuffrouw Funke wil den heer de Bruijn opmerken, dat een schoolzuster zich voor de werkzaamheden wel beschikbaar kan stel len zonder de gedachte te hebben van een vaste aanstelling.Meer dere vrouwen gevoelen zich beloond door de voldoening van haar werk, en dan is een hooge bezoldiging geen noodzaak. De heer van den Berg vraagt of aanstelling van één school zuster voldoende zal zijn, daar in de vorige vergadering reeds is gezegd dat men met het oog op het groot leerlingenaantal aan één zuster niet genoeg zal hebben. De heer Grootewal wijst er vervolgens op dat de ouders vol gens de Wet verplicht zijn hunne kinderen naar de school te zen den. Daarentegen is de overheid verplicht te zorgen dat voor de kinderen gedurende het samenzijn in de school geen nadeelige ge volgen ontstaan. Men moet dus aan de ouders de geruststelling kunnen geven van een goed samenzijn der kinderen. Waar de gemeen te nu niet in staat is over te gaan tot de benoeming van een schoolarts, meent Spreker dat men een schoolzuster moet aanstel len. Er zijn wellicht vrouwen te vinden, die het werk voor niets of tegen een kleine vergoeding willen verrichten. Men moet dus meer op het doel letten en minder over de kosten spreken. Een kleine tegemoetkoming is hoogstens noodig, daar roeping op den voorgrond behoort te treden. Spreker wil dus eerst besluiten tot het voorloopig aanstellen van een schoolzuster, en dan trachten een zuster te benoemen, die het werk wil doen uit roeping of te gen een kleine tegemoetkoming. De heer Endendijk is het met den heer Grootewal eens voor zoover diens meening betreft dat op de kinderen vanwege de over heid moet v/orden toegezien ter plaatse waar ze verplicht worden samen te komen. Spreker gaat in principe accoord met de aanstel ling van een schoolzuster wanneer hem de financieele gevolgen bekend

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1933 | | pagina 158