9 Maart 1954 58. De heer Grootewal meent dat de gemeente niet aan deze be talingen kan ontkomen, daar zij volgens de Lager Onderwijswet verplicht is tot betaling dier kosten. De heer Endendijk deelt mede dat het plan van den heer Duinker destijds niet de instemming van B. en W. had. Op aan drang van Burgemeester en wethouders is toen het advies der Provinciale Welstandscommissie ingewonnen, welke commissie het plan ten deele heeft afgekeurd, waarna een nader overleg met het Schoolbestuur heeft plaats gehad. Het plan was zoo goed als geheel gereed en prijsopgaven voor het betonwerk waren reeds aangevraagd. Hierna is stagnatie in de zaak gekomen en de bouw kon niet doorgaan. Waar de heer Duinker dus zijn werk heeft geleverd, zal de door hem gedeclareerde som, welke in overeenstemming zal zijn met de algemeene tarieven van den Architectenbonduitgekeerd moeten wordén. Later is het plan van den heer Beekman gekomen, welk plan werd opgemaakt in over leg met B. en W. Dit plan was ook geheel gereed en omtrent den voorgenomen bouw is een openbare aanbesteding gehoudenzoodat ook het daarvoor gedeclareerde honorarium uitgekeerd zal moeten worden. De kwestie is zoowel voor de gemeente als voor het schoolbestuur onaangenaam; vooral voor het bestuur, daar dit tenslotte geen school heeft gekregen. De Voorzitter wijst er ook nog eens op dat het eerste plan, het z.g.glazen poleis, niet door kon gaan, en dat daar na een plan door den heer Beekman is opgemaakt in opdracht van B. en W. Er zou tot stand komen een zoodanige school,welke altijd te gebruiken zou zijn voor gewone school of voor andere doeleinden. De gemeente zal de declaratie van het schoolbe stuur moeten voldoen; men is gebonden aan het honorarium vol gens de bestaande tabellen van den B.N.A. De heer Gasille merkt nog op dat de gemeente ook den grond moet overnemen. De heer Nooder vraagt of er geen mogelijkheid bestaat bij den Minister aan te kloppen om het bedrag, hetwelk thans toe gestaan moet worden, van het Rijk terug te krijgen. Het Rijk heeft toch eigenlijk deze strop aan de gemeente bezorgd. De heer de Nies vraagt wat de usance is ten aanzien van de toekenning van het honorarium, n.1. of dit gebaseerd is op de begrootingssom of op de aannemingssom. Spreker vindt het n.1. onjuist om het honorarium te berekenen naar de begroo tingssom. De heer Hornsveld deelt mede dat de aannemingssom steeds als basis wordt genomen. Het plan van den heer Beekman is aan besteed, en daarnaar zal het honorarium ook berekend zijn.Het plan van den £reer Duinker is, voorzoover Spreker bekend is ook indertijd ten deele aanbesteed. De heer de Nies stelt voor het door hem bedoelde honora rium te brengen op een lager peil, en dat te berekenen naar de aannemingssom of de waarschijnlijke aannemingssom. Dit voorstel in stemming gebracht, wordt verworpen met 9 tegen 5 stemmen. Vóór stemden Mej.Eunke, en de heeren de Nies, Nooder, van den Breemer en Gasille. Alzoo is het voorstel van B. en W. aangenomen en de des betreffende begrootingswijziging vastgesteld. 5Q.Qnderwijs

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1934 | | pagina 76