29 Januari 1955 55» De Voorzitter wijst erop dat de begrooting, welke nu door den Raad behandeld is, niet de oorspronkelijke begrooting is. Deze is door de verschillende nota's van wijzigingen gewijzigd met inachtneming van de Regeringsvoorstellen. De Raad heeft te recht besloten rekening te houden met die voorstellen. De 2e Kamer heeft die voorstellen aangenomen en de 1e Kamer kan deze voorstellen niet wijzigen, doch alleen aannemen of verwerpen.Waar het hier een voorstel van de zijde der regeering zelve is, kan aanneming zeer zeker verwacht worden. De heer Nooder dringt er nogmaals op aan de begrooting vast te stellen in den door hem aangegeven zin. De Voorzitter zegt dat de Raad besluiten heeft genomenwelke met elkander in strijd zijn. Eerst wordt beslcten rekening te houden met de Regeeringsvoorstellen en even later wordt geweigerd de dekking als gevolg van die voorstellen aan te wijzen. De heer Endendijk merkt nog op dat de wijze van dekking van het tekort op de oorspronkelijke begrooting door B. en V/.in hun aanbiedingsbrief aangegeven was, en dat de wijze van dekking van het tekort, hetwelk zal komen te ontstaan door de nieuwe Wet, later door B« en is aangegeven. De heer Grootewal zegt dat de geheele situatie van nu is ontstaan door de wijze,waarop de Voorzitter de vergadering heeft geleid. De Voorzitter wil maar steeds 170 opcenten op de perso- neele belasting. Het ware beter geweest,dat de Voorzitter een duidelijk overzicht had gegeven, waarop Spreker eerder aangedron gen had. De Voorzitter heeft de zaak omgedraaid. Hij had eerst moeten zeggen hoeveel het tekort was, en daarna had de Raad kun nen beoordeelen op welke wijze het tekort moest worden gedekt. Wellicht kon op andere belastingen ook nog wat worden gevonden. De Voorzitter zegt dat het laatste niet meer mogelijk is. Afwijking van de tarieven der Wet op de personeele belasting voor den grondslag motorrijtuigen is voor 1955 niet meer moge lijk, daar vóór 1 September 1954 het desbetreffend besluit geno men moest zijn. Er is geen ander middel dan om de opcenten op de personeele belasting te verhoogen, temeer waar de Raad nu bij meerderheid van stemmen heeft besloten de straatbelasting niet te verhoogen. De heer Gasille zegt ervan overtuigd te zijn dat de Voor zitter niet handelt zooals hij dat in het belang der gemeente moet doen. De Voorzitter wil per se zijn voorstel om 170 opcen ten op de personeele belasting te heffen aangenomen zien. De heer de Bruijn stelt voor een en ander te laten uitreke nen tijdens een te houden pauze; daarna weet men dan hoe de zaak staat en kan een goede beslissing genomen worden. De heer Gasille bepleit nog aanneming van het voorstel van den heer Nooder, en wel door de oorspronkelijke begrooting te be handelen, volgens welke nog een bedrag van 58*000,= moest wor den gedekt. Volgens deze begrooting had men op den post onvoor ziene uitgaven 5^.000,=. De regeeringsvoorstellen dienen als dan uitgeschakeld te worden, zooals steeds de bedoeling is ge weest. Van den post onvoorziene uitgaven neemt men 20.000,= af, voegt daarbij het bedrag ad 10.000,=, hetwelk tijdens de behan deling der begrooting werd bespaard, zoodat men dan tot een to taal-bedrag komt van 50.000,=, hetwelk bijna het getal is van 58.000,=, zijnde het ongedekte tekort. Spreker wil dus die be grooting aannemen, welke alleen van Ged.Staten kan terugkomen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 110