15 Maart 1955 70.
Men kan deze posten niet combineeren. Is er meer werk te ver
richten, dan kan men altijd de daarvoor benoodigde credieten
overhevelen van de steunverleening naar de werkverschaffing.
De heer Mulder merkt op dat de Minister uitdrukkelijk
heeft bepaald dat werkverschaffing vóór steunverleening moet
gaan.
De heer Gasille vraagt nogmaals of rekening gehouden is
met kosten van aanschaffing van materialen.
De Voorzitter zegt dat onder de thans bekende objecten
zeer weinig materiaal begrepen is.
De heer Mulder vraagt of de in de 4e nota van wijziging
vermelde 22.000,= voor werkverschaffing aan werkloozen deel
uitmaakt van het bedrag ad 27.000,= op volgno.565. Zoo ja,
dan is er een bedrag van 5000,= over aan kosten van materiaal.
De Voorzitter geeft hierop een bevestigend antwoord.
De heer Mulder vraagt voorts waarom op volgno.142 (Rijks-
uitkeering 48 opcenten hoofdsom dividend- en tantièmebelasting)
slechts een bedrag van 1500,= is uitgetrokken, aangezien in
1955 18.000,= is ontvangen.
De Voorzitter zegt dat men moet afgaan op de gegevens van
den Inspecteur. In 1955 had een bijzondere ontvangst plaats,
doch uit de rekening 1955 blijkt dat de gemeente weer een hoog
bedrag, n.1. 16.520,= heeft moeten terug betalen.
De heer Mulder zegt de Rijkssteunregeling te willen aan
vaarden indien de Wetsontwerpen in het Staatsblad zullen ver
schijnen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten tot
invoering dier steunregeling.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten tot ver
hooging van de opcenten op de hoofdsom der Personeele Belas
ting tot 140.
De heer Gasille wenscht aanteekening dat hij hier tegen is.
De Voorzitter brengt hierna in behandeling het voorstel
tot verhooging van het aantal opcenten op de hoofdsom der ge
meentefondsbelasting tot 65»
De heer Rooder zegt dat het mes nu van twee kanten gaat
snijden, en vraagt of het benoodigde geld niet in anderen vorm
te vinden is.
Nadat de Voorzitter hierop ontkennend heeft geantwoord,
wordt het voorstel tot verhooging der opcenten op de hoofdsom
der gemeente-fondsbelasting zonder hoofdelijke stemming aange
nomen, met aanteekening dat de heer Gasille er tegen is.
Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten tot
heffing van 40 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting,
met aanteekening dat de heeren Gasille en Mulder er tegen
zijn.
Zonder hoofdelijke stemming en zonder discussie wordt be
sloten tot verplaatsing der gemeente voor de heffing der ge
meentefondsbelasting van de 2e naar de 5e klasse.
Hierna komt in stemming het voorstel tot verhooging van de
straatbelasting van 5% tot bj'o van de belastbare opbrengst. Dit
voorstel wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 5» legen stemden
de heeren van Dam, Mulder, van den Berg, Hornsveld en Gasille.
De Voorzitter wil alsnu overgaan tot de eindstemming ever
ae begrooting.
De heer Gasille verzoekt eerst in behandeling te nemen