11 November 1925 274. B. en VY. verzoeken over te gaan tot vaststelling van de in ver band met het vorenstaande te nemen besluiten, welke bij de raadsstukken ter inzage zijn nedergelegd. Voorts deelen B. en W. bij schrijven dd5 Nov.j.l. 110. 56OO mede dat volgens het bedoelde K-B. ten aanzien van het ge meentelijk grondbedrijf art.252, 2e lid der Gemeentewet niet volledig is nageleefd omdat een onder goedkeuring van Gedepu teerde Staten door den Raad vastgestelde regeling van het be heer van dit bedrijf vooralsnog niet is tot stand gekomen. On der deze omstandigheid kan van een afzonderlijke begrooting voor het grondbedrijf, als bedoeld in artikel 253 der gemeen tewet, evenmin sprake zijn. Het gevolg hiervan is dat de ont vangsten en uitgaven die tot nu toe in de begrooting van het grondbedrijf waren geregeld, in de begrooting der gemeente moeten worden opgenomen, naartoe hebben B. en W. de ontvangsten en uitgaven van de bij Raadsbesluit van 13 Maart j.1. vastge stelde grondbedrijfsbegrooting opgenomen in een ontwerp-be- sluit tot wijziging der gemeentebegrooting 1935, hetwelk zij dezen ter vaststelling aanbieden. Uit dit ontwerp blijkt dat nu de ontvangsten en uitgaven van het grondbedrijf in de ge meentebegrooting worden geregeld ten laste van den gewonen dienst dier begrooting een bedrag van ƒ.8.717,36 moet worden gebracht, welk bedrag voorheen ten laste kwam van den kapitaal- dienst der grondbedrijfsbegrooting en uit buitengewone midde len werd gedekt. In verband met de omstandigheid dat de gewone middelen niet toereikend zijn tot het doen van voormelde uitgaaf ad ƒ.8.717,36, stellen B. en W. voor de noodige dekking te vinden door gedeeltelijk te beschikken over de reserve. De Voorzitter brengt allereerst in behandeling het voor stel sub a. Ter toelichting zegt Spreker dat in de begrooting T935 is beschikt over het geheele batig saldo van den dienst 1933 ad ƒ.41.461,97» Zulks kon niet de goedkeuring verkrijgen van Gedeputeerde Staten en dit College was van oordeel dat daarvan minstens de helft moest worden gereserveerd. De Raad is echter bij zijn oorspronkelijk genomen besluit gebleven om het geheele batig saldo van den dienst 1933 in ^e begrooting 1935 te ramen. De nroon heeft in hoogste instantie uitspraak ge daan en Gedeputeerde Staten in het gelijk gesteld. De Kroon acht het in het financieel belang der gemeente dat de helft van bedoeld batig slot wordt overgebracht naar de reserve. Als gevolg hiervan komt er een gat in de gemeente-financiën te ont staan van plm. ƒ.21.000,=. B. en W. hebben nu voorgesteld de noodige middelen te vinden door verhooging van het aantal op centen op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting met 20 tot 75» Deze zaak is door de Binancieele Commissie onder oogen gezien, doch deze Commissie staat in groote meerderheid afwijzend te genover dit voorstel, aangezien zij van oordeel is dat de voor gestelde belastingverhooging in feite neerkomt op reserve-vor ming. Als eerste punt dient de Raad te beslissen of hij de uitspraak van de Kroon wenscht te aanvaarden, volgens welke de helft van bedoeld batig slot naar de reserve moet worden overgebracht, en als tweede punt dient de kwestie van dekking van dit tekort onder oogen te worden gezien. Bedoelde dekking kan geschieden door belastingverhooging of door het wederom beschikken over een gedeelte der reserve, doch dan wordt het als 't ware een spelletje. Naar Sprekers oordeel dient de Raad de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 548