20 November 1935 291. in verband met artikel 191 der Gemeentewet in deze leemte te voorzien. Bij weigering van den Raad zal alsdan de begrooting vastgesteld moeten worden door B. en W. en als dit College de vaststelling mocht weigeren, dan zal de vaststelling door den Burgemeester, als regeeringscommissarismoeten geschieden. Gedeputeerde Staten zijn van meening dat voor het belastingjaar 1935/1936 moet worden overgegaan tot heffing van 75 opcenten op de gemeentefondsbelasting, zoowel in verband met de Konink lijke beslissing, als met de omstandigheid dat in de aanvan kelijke begrooting reeds dekking kon worden gevonden voor de noodig gebleken aanvulling van het subsidie van Maatschappe lijk Hulpbetoon. Aan genoemde opcentenverhooging is niet te ontkomen, daar men anders niet over de reserve kan beschikken. Er is thans een goedgekeurde verordening tot heffing van 45 op centen. Be door den Raad bij de begrooting vastgestelde veror dening tot heffing van 55 opcenten is nog niet goedgekeurd; men moet thans van de bevolking belastingverhooging eischen voor de vorming eener reserve. Be Kroon is hierop gewezen, doch de belastingverhooging, welke wordt geëischt, is onontko- melijk. Geeft de Raad geen gevolg naan de wenschen van Gedepu teerde Staten, dan zijn degevolgen ten nadeele der gemeente. Een nieuwe begrooting voor 1935 moet vastgesteld worden, met inachtneming van de wenschen van hoogerhand. Be talrijke wij zigingen, welke in den loop van het jaar aangenomen zijn, zul len dus ook weer vastgesteld moeten worden, en verder een beslui tot heffing van 75 opcenten op de gemeentefondsbelasting. Spre ker adviseert met klem tot een en ander over te gaan, zulks om uit de moeilijkheden te geraken. Be heer Stroband zegt dat de Raad toch had besloten tot heffing van 55 opcenten op de gemeentefondsbelasting, zoodat er thans 20 bijkomen. Be Voorzitter zegt dat de Raad wel besloten had tot heffing- van 55 opcenten, doch dat daaraan nog geen goedkeuring is ver leend. Eormeel zijn 45 opcenten goedgekeurd, zoodat verhooging met 30 opcenten moet geschieden. B. en W. hadden gisteren nog fehoopt dekking te kunnen vinden met een opcentenheffing van 5, doch de brief van Gedeputeerde Staten eischt een opcenten hef fing van 75» Gedeputeerde Staten dwingen ons, en eerst wan neer 75 opcenten geheven worden, mag men uit de reserve putten ten behoeve van de verhoogde subsidie van Maatschappelijk Hulp betoon. Be heer Thijssen deelt mede dat hij in de vorige raadsver gadering heeft gezegd dat hij er pertinent tegen was om de be lastingen te verhoogen. Be toestand is thans echter veranderd. Be Raad besluit nu feitelijk niet tot belastingverhooging, doch de Raad wordt daartoe gedwongen. Men kan thans niets anders doen dan ja te knikken. Als de Raad niet tot die belastingver hooging besluit, dan wordt de Raad uitgeschakeld, en moeten de desbetreffende besluiten genomen worden door B. en W. of bij weigering van dezen, zelfs door den Burgemeester. Be Raad kan zich thans niet meer verzetten, doch Spreker wil nog even op merken. dat het recht van autonomie der gemeenten door de re geering niet meer wordt erkend en wordt beschouwd als te zijn van elastiek. Noodgedwongen adviseert Spreker als oud-collega van den Voorzitter om te aanvaarden wat voorgelegd wordt. Be Voorzitter wijst er op dat het thans van hoogerhand ge- eischte volgens den tegenwoordigen Minister van Binnenlandsche Zaken

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 584