19 October 1936 161. Voorloopige vaststelling van bedrijfsrekeningen en de gemeenterekening dienst 1935» De heer Hilhorst zegt dat hij naar aanleiding van de uitlatingen van den heer Thijssen in de vorige vergadering gedacht had dat er iets geweldigs was ontdekt. Of is het soms een storm in een glas water geweest, vraagt Spreker, De Voorzitter zegt dat in de vorige vergadering inderdaad groote woorden zijn gebezigd. Hetgeen bedoeld wordt, zal nader onderzocht worden, en na gehouden bespreking in de Pinancieele Commissie is besloten te adviseeren de rekeningen voorloopig vast te stellen, aangezien een en ander buiten deze vaststelling staat. De heer Thijssen zegt dat die groote woorden grond hadden. Door 3 raadsle den is de rekening nauwkeurig onderzocht en daarvan is een rapport opgemaakt. Het is wel de bedoeling' dat de door de drie raadsleden naar voren gebrachte opmer kingen door B.en W. nader onderzocht worden, doch alvorens tot de voorloopige vaststelling wordt overgegaan, dienen de raadsleden in kennis te worden gesteld met den uitslag van dat onderzoek. De heer van de Ven zal het rapport voorlezen en het gaat dus niet aan om deze zaak zoo maar af te doen. De Voorzitter wil de voorloopige vaststelling der rekeningen in stemming brengen. De heer Stroband merkt op dat in de vergadering der Pinancieele Commissie besloten is te adviseeren tot goedkettring der rekeningen na verkregen toezegging van B.en dat de door de drie raadsleden aangehaalde punten onderzocht en be antwoord gouden worden. Daarbij was één punt, dat aan een speciaal onderzoek zou worden onderworpen en waarop in de vorige vergadering gedoeld werd. Spreker wil dus onder voorbehoud dat beantwoording door B.en W. zal volgen van de door de drie raadsleden aangehaalde punten de rekeningen voorloopig vaststellen. De Voorzitter zegt toe dat voldoende aandacht zal worden geschonken aan het door den heer Stroband bedoelde. Ben voorloopige vaststelling der rekeningen onder voorbehoud kent de ¥et niet. De heer Hilhorst veronderstel' dat de door de drie raadsleden naar voren gebrachte punten van weinig beteekenis zullen zijn. Men schijnt deze zaak zeker van belang te achten omdat het hier de laatste periode van het Wethouderschap van den heer van Klooster betreft. De heer Endendijk wil er de aandacht op vestigen dat de drie leden van den Saad, die een rapport hebben opgemaakt, geen commissie vormen. Genoemde leden mogen zich dus niet tot Commissie proclameeren, Een Commissie van deze 3 leden bestaat dus niet en wordt niet erkend. Ieder raadslid mag de rekening echter onderzoeken en deze 3 leden doen dus, wanneer zij de rekening onderzoeken, hun plicht. Het indertijd door bedoelde heeren opgemerkte ten aanzien van de reke ning 1934, is tot dusver voor Gedeputeerde Staten nog geen enkel bezwaar geweest. Op de doelmatigheid der uitgaven kan een opmerking gemaakt worden, en daarvan kan de Raad misschien profijt trekken. Indien omtrent de rechtmatigheid der uit gaven opmerkingen zijn te maken, dan zal men die wel van Gedeputeerde Staten vernemen. Opmerkingen omtrent de doelmatigheid der uitgaven kunnen altijd nog behandeld worden en dan kunnen er geen bezwaren zijn om nu reeds de rekening voorloopig vust tstellen. De heer Thijssen is den heer Endendijk dankbaar voor diens zienswijze, doch men moet niet uit het oog verliezen waarom de zaak gaat. Ten aanzien van de voorloopige vaststelling moeten de leden hun stem uitbrengen, en nu weten drie raadsleden, die geen lid der Einancieele Commissie zijn, niet welke opmerkingen gemaakt zijn. Daarom wil Spreker voorlezing van het rapport der drie raadsleden. Alvorens hun fiat te geven, dienen de leden dus te weten, welke feiten geconsta teerd zijn. De Voorzitter zegt dat ieder lid de rekening kan onderzoeken. De drie raads leden vormen geen Commissie en de Einancieele Commissie heeft voorgesteld de rekeningen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1936 | | pagina 362