30 November 1936 192.
Wethouder de Bruijn deelt mede dat deze aangelegenheid geregeld zal
worden bij de bebouwingsvoorschriften ingevolge art.43 der Woningwet,
Art.19, le lid. De heer Helmus stelt voor de termijnen van "zes weken" te ver
anderen in "vier weken Spreker wijst er op dat de Commissie Openbare Werken
ook een dergelijk voorstel heeft gedaan. Welke bezwaren waren er bij B,en W.
om dit voorstel niet over te nemen?
'Wethouder de Bruijn merkt op dat de Schoonheidscommissie om de 14 dagen
zitting houdt voor de beoordeeling der bouwaanvragen. Verder komt het voor dat
de plannen gezonden moeten worden naar den Rijkswaterstaatzoodat het voorzich
tiger is om den termijn van 6 weken aan te houden. Meestal zal binnen 4 weken
geen beslissing genomen kunnen worden, alhoewel de bouwaanvragen steeds zoo
spoedig mogelijk worden afgewerkt.
De heer van Breukelen wil een termijn van 4 weken aanhouden on doet daar
toe het voorstel. Ook in de Bouwverordening van omliggende gemeenten komt een
termijn voor van 4 weken.
De heer Hornsveld zegt dat, wanneer een termijn van 4 weken wordt vastge
steld, de Schoonheidscommissie hare werkwijze wel mag wijzigen. Door de beoor
deeling der plannen door die Commissie ontstaat altijd min of meer stagnatie
in de afdoening, daar de Commissie veelal nadere schetsen eischt. Spreker ont
raadt de vaststelling van een termijn van 4 weken.
Het voorstel van de heeren van Breukelen en Helmus wordt hierna met 9 fe~
gen 5 stemmen aangenomen, zoodat het artikel aldus wordt gewijzigd. Tegen stem
den de heeren Gasille, de Bruijn, Endendijk, Zijlstra en Hornsveld.
Art.22. 4e lid sub f. De heer Helmus stelt voor "2 H.A." te lezen, zooals in
het oorspronkelijk ontwerp staat, in plaats van "jr H.A.",
De heer Endendijk zegt dat hij in de Commissie voor ie Strafverordeningen
voorgesteld heeft "-g- H.A." te lezen. Spreker blijft van meening dat het mini
mum van "2 H.A." te hoog gesteld is en bezwaar oplevert, Desnoods zou Spreker
genoegen kunnen nemen met een minimum van 1 H.A,
De heer Hornsveld merkt op dat het in dit artikel bedoelde hoofdzakelijk
gaat over bebouwing van achterterreinen en niet over bebouwing langs den weg.
De heer Helmus is van oordeel dat een "landhuis" op een ruim terrein
dient te worden gebouwd, zoodat een terrein van "ten minste 2 H.A." aangehou
den dient te worden. De kleine bout/ dient langs open v/egen te worden tegenge
gaan.
De heer Nooder, die het hiermede volkomen eens is, zegt dat hij het een
ramp zou vinden indien b.v, langs de Soesterbergschestraat kleine landhuisjes
zouden worden opgericht. Bij een landhuis dient een groot stuk grond te zijn.
Wethouder de Bruijn wijst er nog op dat het hier om flinke landhuizen gaat,
daar deze een minimum begane-grondoppervlakte moeten hebben van 125 M2,
De heer van Breukelen vraagt zich af of de bebouwingsvoorschriften bij
het uitbreidingsplan reeds niet in een en ander voorzien.
De heer van de Ven zou alleen van "buitenplaatsen" willen spreken, en dus
niet van "landhuizen".
Tenslotte wordt zonder hoofdelijke stemming besloten een terrein te bepa
len "van tenminste 2 H.A.".
De heer van de Ven dringt er nogmaals op aan om alleen van "buitenplaat
sen" te spreken.
Wethouder de Bruijn vraagt zich af hoe en door wien de grens tusschen
"Landhuis" en "buitenplaats" bepaald moet worden.
De Voorzitter zegt dat B.en W. de redactie nog eens zullen bekijken.
Art.22. 5e lid. De heer Hornsveld stelt voor achter het woord "ge'éischt" toe
to voegen de woorden "tot een hoogte van 2,80 M. boven het peil".
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
Art.28, 6e en 7e lid. De heer Hornsveld stelt voor de beide bepalingen te
schrappen