30 December 1936 273»
bij avond gevaar opleveren. Voorts verzoekt spreker maatregelen te nemen tegen
het door de auto'3 van Gemeentewerken in elkander rijden van rijwielen.
De heer Thijssen vraagt hoe het staat met de melkverstrekking aan gezin
nen, die armlastig zijn en aan schoolkinderen.
De heer Hom verlaat de vergadering.
Wethouder Gasille zet uiteen dat hij deze zaak in handen van Maatschappe
lijk Hulpbetoon heeft gegeven voor onderzoek. Bec.oelde instelling heeft bezwaar
om de melkverstrekking aan schoolkinderen ter hand te nemen, omdat zulks vol
gens art.2 der Armenwet niet mogelijk is» In bijzondere gevallen, als onder
voeding, zal Maatschappelijk Hulpbetoon echter wel hulp verleenen.
De heer Thijssen zegt dat art.2 der Armenwet hiermede niets heeft te maken.
De artt,29 en 57 dier wet zijn meer van kracht te bezigen. Spreker, die de ge
schiedenis van het voorstel inzake de melkverstrekking nog eens uitvoerig be
licht, wijst er op dat reeds op 24 Maart j.1. te dezer zake verbinding is ge
zocht met de Zuivel een braleSpreker dacht dat, nu gebleken is dat er principi-
eele bezwaren ten aanzien dezer varstrekking waren, Maatschappelijk Hulpbetoon
een en ander ter hand zou nemen. Spreker verzoekt nogmaals maatregelen te tref
fen opdat uitvoering wordt gegeven aan den wensch van den Raad,
De Voorzitter zegt dat het voor hem ook een teleurstelling was te verne
men dat Maatschappelijk Hulpbetoon die zaak niet ter hand ken namen. B.en
zullen echter een en ander nog eens nader overwegen.
De heer Thijssen merkt op dat de heer van de Ven in de raadsvergadering
van 30 Nov.j.1. heeft gevraagd een antwoord cp het door drie raadsleden opge
maakt rappoi't, inhoudende opmerkingen omtrent de rekening 1935» terwijl voorts
gevraagd is of het onderzoek al heeft plaats gehad, als bedoeld aan het einde
van dit rapport. Eenzelfde vraag is gesteld door den heer Stroband in de raads
vergadering van 9 Dec. j.1. Spreker vraagt thans als derde in den bond wanneer
het antwoord is te verwachten. Spreker geeft den Voorzitter in beleefde over
weging het in het rapport bedoelde onderzoek zoo spoedig mogelijk te doen en
daarvan den uitslag aan den Raad mede te deelen.
De Voorzitter zegt dat hij hiermede reeds bezig is geweest en dat het rap
port nu spoedig beantwoord zal worden,
272. UITBREIDINGSPLAN (le Afd.nc.299O).
De heer Hilhorst vraagt thans een bespreking omtrent het uitbreidingsplan,
waaraan ten deele door Gedeputeerde Staten de goedkeuring is onthouden. Hierop
heeft betrekking het adres van den A.B.T.B. (zie letter h, der ingekomen stuk
ken)
Wethouder Gasille deelt mede dat er gedachten waren om tegen de beslissing
van Gedeputeerde Staten in beroep te gaan bij de KroonDaarom is den leden in
overweging gegeven het plan te bekijken en werd de Grond-Commissie in vergade
ring bijeengeroepen ter bespreking dezer zaak. Naar Sprekers oordeel is er
voor den Raad geen aanleiding om bij de Kroon in beroep te gaan.
De Voorzitter deelt met verwijzing naar art.3B der Woningwet mede, dat de
Raad tegen weigeiiog van goedkeuring in beroep kan gaan. Zulks zou dan betref
fen de gedeelten van het plan, welke niet goedgekeurd zijn. Het tweede lid van
dit artikel zegt dat, wanneer het plan niet goedgekeurd is, - dus dit geldt ook
voor de onderhavige gedeelten - de Raad binnen 12 maanden een nieuw plan aan
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten moet onderwerpen. Bij in beroep gaan
krijgt men toch nul op 't request, en daarom zcu Spreker zoo spoedig mogelijk
voor de geschrapte deelen een nieuw plan willen laten ontwerpen.
De heer Hilhorst meent dat het plan gewijzigd goedgekeurd is.
De Voorzitter zegt dat enkele gedeelten niet zijn goedgekeurd; deze zijn
dus uit het plan geschrapt. Wat de A.B.T.B. wilis volgens Spreker, niet des
RaadsWanneer de boeren meenen dat zij bezwaard zijn door de beslissing van.
Gedeputeerde Staten, dan moeten zij zelf in beroep gaan. Voor den Raad is er
£een